VPRO 2 - Hoofdstuk 13 Cliënten met dementie

VPRO - Specifieke Doelgroepen
0SD2H

Kathinka Wolbers
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
VPROMBOStudiejaar 3

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

VPRO - Specifieke Doelgroepen
0SD2H

Kathinka Wolbers

Slide 1 - Tekstslide

Lesagenda


- Terugblik week 6 (hoofdstuk 12)
      * Wanneer spreek je van een kwetsbare oudere? Welke vormen zijn er?
      * Eenzaamheid
      * ...... 
- Theorie hoofdstuk 13
- Zelfstandig werken

Slide 2 - Tekstslide

Mindmap maken


Groepjes van 4 | A3 vel
 

Maak een mindmap met alles wat je al weet over dementie.

Doel: 0-meting, wat kunnen we eind periode 1 toevoegen? 

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Video

Veranderingen in de hersenen
(bij iedereen)

  • Tot je 25e groeien je hersenen
  • Vanaf je 35e gaan de hersenfuncties achteruit
  • Korte termijn geheugen
  • Lange termijn geheugen; het opslaan en opdiepen of weer terughalen van informatie.
  • Automatische geheugen; alles wat automatisch verloopt, zonder dat je daar bewust bij nadenkt.
  • Complexe taken worden lastiger naarmate je ouder wordt.


Slide 5 - Tekstslide

Dementie
Dementie is de naam voor een combinatie van symptomen waarbij de verwerking van informatie in de hersenen is verstoord.
Dat wil zeggen dat de cognitieve functies zoals snelheid, sturing van gedrag, gebruik van geheugen en aandacht veranderd. 

Dementie is een progressieve ziekte. De ziekteverschijnselen 
nemen toe, ze nemen niet af.

Dementie komt vooral voor bij ouderen en leidt tot een steeds grotere verstandelijke achteruitgang. Uiteindelijk zal het totale functioneren (lichamelijk, cognitief, sociaal en praktisch) verstoord raken.
         Toch komt het ook voor op relatief jonge leeftijd (vaak erfelijk)





Slide 6 - Tekstslide

Soorten en oorzaken van dementie

Er zijn ruim vijftig hersenziekten die kunnen bijdragen aan het krijgen van dementie. De meest voorkomende vormen zijn:



  • Ziekte van Alzheimer
  • Vasculaire dementie (ontstaat door bloedvatschade: beroerte )
  • Frontotemporale dementie (jonge leeftijd. veranderingen in gedrag/ taal/ motoriek)
  • Lewy Body dementie (hallucinatie, combinatie met Parkinson) 



Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Video

Waar!
Niet waar!
1 op de 5 mensen krijgt dementie

Slide 9 - Sleepvraag

Waar!
Niet waar!
Vrouwen hebben meer kans op dementie

Slide 10 - Sleepvraag

Diagnose dementie
Dementie wordt gesteld bij één van onderstaande zaken: 





  • Geheugenstoornis; verminderd vermogen om nieuwe informatie te leren of zich eerder geleerde informatie te herinneren.
  • Cognitieve stoornissen: 
    - Afasie: Bij afasie heeft de cliënt moeite om woorden te vinden
    - Apraxie: Bij apraxie is iemand niet in staat om alledaagse handelingen uit te voeren, terwijl hij zich wel kan bewegen en op zich wel begrijpt wat de bedoeling is
    - Agnosie: Bij agnosie herkent iemand niet wat iets is of waar het voor dient
    - Stoornis in uitvoerende functies, dat wil zeggen problemen bij plannen maken, organiseren, logische gevolgtrekkingen maken.

Slide 11 - Tekstslide

Dementie
We gaan zo een filmpje bekijken over dementie. Dit filmpje laat verschijnselen zijn maar ook de verschillende stadia van dementie.

Schrijf op wat je herkent aan:
- Afasie
- Apraxie
- Agnosie


Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Video

De fasen van dementie
1. Beginnende dementie (bedreigde ik)
 Begin dementieproces, thuiswonend met eventueel hulp. Cliënten voelen zich bedreigd in bestaan. Is vergeetachtig maar functioneert goed. Leeft in het hier en nu.

2. Matig ernstige dementie (verdwaalde ik)
Cliënt kan het nog enigszins verborgen houden maar is moeizaam. Ontstaan problemen op verschillende levensgebieden. De complexe taken worden een uitdaging. Leeft in het hier en nu.

3. Ernstige dementie (verborgen ik)
Cliënt is afhankelijk van anderen, herkent mensen niet meer en weet niet meer welke dag het is.
Cliënt leeft vaker in het verleden dan in het heden.

4. Ernstige dementie (verzonken ik)
Cliënt leeft volledig in het verleden. Het vermogen te bewegen, denken neemt steeds meer af. 



Slide 14 - Tekstslide

Gedragingen/ Symptomen bij dementie 
Persevereren: herhalen steeds dezelfde vragen of opmerkingen, vertellen hetzelfde verhaal.​


Confabuleren: het kan gebeuren dat een cliënt met dementie de draad van zijn verhaal kwijtraakt. De cliënt kan dan het verhaal of zijn antwoorden aanvullen met verzinsels om zo te verhullen dat hij het niet meer weet.

Verzamelzucht: de cliënt verzamelt allerlei voorwerpen en bewaart deze vaak op een voor hem veilige plek. Om zo de controle over zijn omgeving te houden. ​

Achterdocht: vaak kan hij in zijn geheugen niet vasthouden waar hij is of wat iemand hem vertelt. Dit geeft een groot gevoel van onveiligheid en wantrouwen naar de omgeving

Decorumverlies: de cliënt raakt zijn normen en waarden kwijt. Voorbeeld manier van kleden en eten en het bepaalt zijn omgangsvormen.



Slide 15 - Tekstslide

Verborgen ik 
Verzonken ik
Verdwaalde ik
Bedreigde ik
Voortdurend moeite met oriëntatie, weet niet meer welke dag het is, herkent familie niet meer.
De cliënt kan niet meer lopen, spreekt nauwelijks en ligt continu op bed
Vergeetachtig, spullen niet meer kunnen vinden, moeilijker om nieuwe dingen te leren. 
Meer vergeetachtigheid zowel op werk als thuis. Dementerende kan dit echter nog goed verbergen door bijvoorbeeld een grapje te maken over dat hij iets is vergeten is.
Stadium 1
Stadium 2
Stadium 3
Stadium 4

Slide 16 - Sleepvraag

Aan de slag! 
1. Verwerkingsopdracht babs & maud
2. Digitale leeromgeving H13
3. Als bovenstaande klaar is mag je aan de slag met VPRE

Deadline punt 1 en 2: 27 oktober.

Slide 17 - Tekstslide