*Spelling paragraaf 4

Spelling paragraaf 4
Verkleinwoorden 
1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 11 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Spelling paragraaf 4
Verkleinwoorden 

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoel
Na de lessenserie ken je de regels van de verkleinwoorden en kun je de regels toepassen 

Slide 2 - Tekstslide

Welke regels voor het maken van verkleinwoorden ken je?

Slide 3 - Woordweb

Slide 4 - Video

Wat is het verkleinwoord van bikini
A
bikinietje
B
bikini'tje
C
bikinitje

Slide 5 - Quizvraag

Wat is het verkleinwoord van
hyena
A
hyenatje
B
hyena'tje
C
hyenaatje

Slide 6 - Quizvraag

Wat is het verkleinwoord van
ring
A
ringtje
B
ringetje
C
rinnetje

Slide 7 - Quizvraag

Wat is het verkleinwoord van...
app?

Slide 8 - Open vraag

Wat is het verkleinwoord van...
radio?

Slide 9 - Open vraag

Wat is het verkleinwoord van...
la?

Slide 10 - Open vraag

Opdracht
Blz. 251: maak opdracht 1 en 2

Slide 11 - Tekstslide