Toetsbespreking V6 ges T1 2021

Toetsbespreking T1
In deze presentatie staan voorbeelden van (mogelijke) goede antwoorden gegeven door klasgenoten.
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
MaatschappijleerHBOStudiejaar 3

In deze les zitten 32 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Toetsbespreking T1
In deze presentatie staan voorbeelden van (mogelijke) goede antwoorden gegeven door klasgenoten.

Slide 1 - Tekstslide

toelichting op het nakijken
een V betekent dat er iets ontbreekt

ja en..., want...., dus.., er is geen afdoende toelichting gegeven

een punt met een golfje erachter wil zeggen dat het een twijfel antwoord is dat op het examen fout gerekend zal worden

Alleen de punten in een kringetje voor de opgave moet je optellen!

Slide 2 - Tekstslide

vraag 1          max. 2p
1.  ultieme absolute vorst TV 6 II
2.   godsdienststrijd TV 5
3.  laatste keizer Rome  TV 2 II
4.  Republiek TV 6 I
5.  feodale verhoudingen TV3
6.  Hellinisme TV 2 I
6,3,5,2,4,1

Slide 3 - Tekstslide

VRAAG 2 deel 1        max.  2p
In bron 1 lees je dat Plutarchus niet geloofde dat het Ostracisme de democratie beschermde. Je leest dat als er een gerucht over iemand werd verspreidt, in de geval door Themistocles, diegene al snel werd verbannen door het schervengericht. Er staat 'in het bijzonder toen Themistocles een gerucht onder het volk verspreidde'. Zo kun je heel makkelijk het volk beïnvloeden en dit gaat ten koste van de democratie. Als je niet wil dat iemand de macht krijgt, verspreidt je gewoon een gerucht over diegene en dan wordt hij 10 jaar verbannen.

Slide 4 - Tekstslide

vraag 2 deel 2              max. 2p
Plutarchus kende aan het Ostracisme wel een andere positieve funtie toe: "Het was in feite een vriendelijke verlichting en verzachting van afgunstige gevoelens, die op deze manier de gelegenheid kregen zich te uiten zonder onverdraaglijk onrecht aan te richten, slechts een tienjarige verbanning." Plutarchus stelt dat het dus wel een redelijke optie was om die gevoelens te uiten, zodat het in ieder geval niet iets ergens zou worden dan dit. Een tienjarige verbanning is ook niet niks maar mensen nemen het heft niet in eigen handen en vermoorden Aristeides bijvoorbeeld.

Slide 5 - Tekstslide

vraag 3 deel 1        max 2 p
KA: het ontstaan van het wetenschappelijk denken en het denken over burgerschap en politiek in de Griekse Stadsstaat
want doordat er tegenstanders van de democratie zijn zie je dat er discussie gevoerd wordt over wat de beste politieke bestuursvorm is.

Slide 6 - Tekstslide

vraag 3 deel 2    max 2 p
Tegenstanders van de democratie kunnen uit de tekst van Plutarchus het volgende argument halen, omdat Themistocles een gerucht verspreidde over Aristeides dat hij alle zaken alleen besliste en de volksrechtbanken had vernietigd besloten alle districten in de stad bij elkaar te komen en ze verbanden Aristeides. Het gewone volk wist helemaal niet wat waar en niet waar was en ze stemmden zo alleen in eigen belang, uit angst voor een tirannie stemde iedereen voor een verbanning. Bij een democratie gaat iedereen dus op eigen belang en dat is niet altijd goed voor een staat.

Slide 7 - Tekstslide

vraag 4  deel 1     max 2 p
Hugh Miller zoals in de bron te lezen is, op het land van Alwalton woont, wat hij 'leent' van de abt van het Klooster Peterboroug. Hierin is hofstelsel te herkennen, want Hugh Miller woont dus op het Domein van het Klooster, als horige. Hij mag beschermd wonen op het land van het Klooster, in ruil voor: delen van het gewonnen land door ploegen, delen van de oogst, delen van het vee en delen van zijn verkoopwinst van vee af te staan aan de het klooster, de abt. Hij gehoorzaamd de abt, het klooster koste wat het kost. hij leeft naar de wil van de abt.

Slide 8 - Tekstslide

vraag 4 deel 2     max 2p
De invloed van het christendom is ook in de bron terug te zien. In de bron staat dat Hugh Miller elke dag werkt, behalve met Kerstmis, Pasen en Pinksteren. Dit zijn heilige, christelijke feestdagen die dus waren doorgedrongen in het hof waar Hugh Miller woonde. Dit illustreert dus de invloed van het christendom.

Slide 9 - Tekstslide

vraag 5          max 2 p!
bewering 1= juist want De Stad Atrecht was in 1236 in het bezit van stadsrechten. In de tekst staat dat er per huis 1 meester werkzaam mag zijn en dat hij wapens moet bezitten om de stad te helpen verdedigen. Dit was een voorwaarde voor de stad om stadsrechten te krijgen. De mensen die in de stad woonden, die moesten de stad beschermen in ruil voor het verkrijgen van stadsrechten. Dit laat dus zien dat er stadsrechten waren

bewering 2 is juist want Er was weer sprake van een monetaire economie, omdat er weer met geld wordt betaald om spullen te ruilen. De ruilhandel van vroeger, zwakte af en mensen gingen met geld betalen. Dit kun je zien in de bron, omdat boetes met solidi betaalt moesten worden. Solidi zijn munten, dus de monetaire economie kwam weer opzetten.

Slide 10 - Tekstslide

Vraag 6      max 3p!
Er waren spanningen binnen de Vlaamse steden. Het gemeen was het niet eens met de groeiende macht van patriciërs over hun. Ze vonden dat er niet genoeg rekening gehouden werdt met hun en hun werkomstandigheden. Dit was een aanleiding voor de Guldensporenslag. De graaf van Vlaanderen en de Franse koning strijdde om de macht en het zeggenschap in de Vlaamse steden wat ook tot spanningen leidde. Uiteindelijk kwam het gemeen in opstand tegen de patriciërs en de koning.
- Na de Guldensporenslag zwakte de bestuurlijke positie van de patriciërs af. Ze hadden de Guldensporenslag namelijk verloren van de boeren en arbeiders. Zij kregen nu meer invloed en zeggenschap dat ten koste ging van de patriciërs.

Slide 11 - Tekstslide

vraag 7       max 2 p
- De quote sluit aan bij het bonum commune. bonum commune wil zeggen dat er een algemene belang is. Rijke burgers gingen bijvoorbeeld zorgen voor de zwakkeren in de samenleving. De quote zegt het al, wie iets voor zichzelf wil hebben, verliest het gemeenschappelijke. Dus de rijke burgers gingen niet voor zichzelf, maar gingen juist voor de gemeenschap.


- Bonum commune sluit aan bij de moderne devotie. De monderde devotie wil juist zeggen dat mensen zelf in contact konden komen met God en daar geen tussenpersoon voor nodig hadden. Bonum commune kwam eigenlijk uit naastenliefde van de christelijke kerk. Als je zelf in de hemel wilt komen, dan hoef je niet naar een tussenpersoon als een priester voor je zonden, maar door goed te doen in de samenleving. Dit zie je dan weer terug in het Bonum commune, het zorgen voor de medemens dat voortkomt uit naastenliefde, sluit aan bij de moderne devotie







Slide 12 - Tekstslide

vraag 8   Max 2p
De bron is een continuering van de centralisatiepolitiek. In de bron zie je dat aan: "Wij laten weten dat onze burgemeesters, schepeen/hoofdmannen van de burgerij dekens van de ambachten, zich in naam van de hele stad Brugge nederig aan ons gezag hebben onderworpen." Hieraan zie je dat het gezag nog steeds belangrijk was en dat Brugge hieraan onderworpen was. Dit is een continuering, want eerder was dit ook al zo.


-De bron draagt bij aan het particularisme van de steden, omdat ze steeds meer zelfstandigheid krijgen. Het particularisme houdt in dat steden steeds zelfstandiger werden en zelf beslissingen mochten maken. In de bron lees je dit aan "daarom hebben ze ons gevraagd de stad in haar rechten te bevestigen....de stad Brugge". De stad kreeg dus nog meer rechten en er werd ook gevraagd om deze te bevestigen. Dit past bij het particularisme, omdat de steden hierdoor zelfstandiger werden.

Slide 13 - Tekstslide

vraag 9  deel 1     max 1p
Bij dit gegeven past het kenmerkende aspect: Het veranderd mens- en wereldbeeld van de rennaisance en de nieuwe wetenschappelijke belangstelling. Dit past hierbij omdat in het gegeven wordt gesproken over hoe Margaretha naar Italie wordt gestuurd voor een goede opvoeding. Italie was het epicentrum voor (moderne) kunst en wetenschap. De moderne kunst en wetenschap van die tijd kwam dankzij de rennaisance.

Slide 14 - Tekstslide

vraag 9 deel 2   max 1p
Bij dit gegeven past het kenmerkende aspect: De protestantse Reformatie die de splitsing van de Christelijke kerk als gevolg had. Dit KA past bij hierbij omdat in het gegeven wordt gepraat over hoe Margaretha de afschaffing van inquisitie aannam. Inquisitie was de vervolging van de opstandelingen binnen de kerk (protestanten). Door dit aan te nemen konden dus meer mensen hun protestante geloof uiten, wat uiteindelijk heeft geleid tot de Reformatie.

Slide 15 - Tekstslide

vraag 9 deel 3   max 1p
Bij dit gegeven past het kenmerkende aspect: 'De opstand in de Nederlanden die resulteerden in de sticthing van de Nederlandse staat'. Dit KA past hierbij omdat in het gegeven wordt gepraat over hoe Margaretha en haar zoon naar de Nederlanden trokken om strijden tegen de opstandelingen. Deze strijd was mislukt, waardoor de Nederlandse burgers dus hun eigen staat stichten

Slide 16 - Tekstslide

vraag 10  deel 1   max 3p
politiek:
De Nederlanden wilden zich verzetten tegen de centralisatiepolitiek van Filips II, dat zie je in de bron omdat Spanje een gevaar vormt  voor de vrouw (de Nederlanden)

Slide 17 - Tekstslide

vraag 10  deel 1   max 3p
economisch: Filips II voerde veel belasting in, de Nederlanders waren het hiermee oneens. In de bron zie je dat aan de vrouw (de Nederlanden) die beroofd wordt door de man (Spanje). Voor de Nederlanders voelde het dus alsof zij door Spanje beroofd werden.

Slide 18 - Tekstslide

vraag 10  deel 1   max 3p
religieus: Filips II vervolgde de protestanten en wilde de Nederlanden katholiek maken. De Nederlanders vonden dat niet goed, zij waren voor gewetensvrijheid. Je ziet dit aan de priester, die is katholiek, die in de bron staat en een vrij centrale plek inneemt. De vrouw (Nederland) keert zich van hem af.

Slide 19 - Tekstslide

vraag 11     max 2p
1. alteratie van Amsterdam 1578
2. Brugge koopmansbeurs ca 1300
3. rampjaar 1672
4. val van Antwerpen 1585
5. oprichting VOC 1602
6. keerploeg groei landbouwopbrengsten ca 1050
6,2,1,4,5,3

Slide 20 - Tekstslide

vraag 12  deel 1  max 2p
Aan de ene kant was de invoering van de trekschuiten een vorm van bonum commune, omdat het het makkelijker maakte voor mensen die niet extreem rijk waren om op een eenvoudige manier te reizen. Aan de andere kant was de invoering echter ook een vorm van eigenbelang, omdat de regenten hier ook makkelijk een vorm van inkomsten uit konden halen en makkelijk veel spullen tegelijk konden vervoeren op een veilige manier.

Slide 21 - Tekstslide

vraag 13    deel 1      max 2p
1. De unieke positie in staatkundig opzicht en de bloei in economisch en cultureel opzicht van de Nederlandse republiek. In gegeven 1 gaat het meer over de unieke staatkundige positie van de republiek. In het gegeven bied de koning van Engeland namelijk aan om van de Nederland republiek een koningkrijk te maken, hij zou zo dus ook een einde maken aan de unieke staatkundige positie.

Slide 22 - Tekstslide

vraag 13 deel 2   max 1p
De protestantse reformatie die leidde tot de splitsing van de christelijke kerk. In dit gegeven lees je dat de protestanten de katholieke koning wilden wegjagen. Dat betekent dat de protestanten inmiddels een stroming in de christelijke kerk hebben gevormd en dat ze zich tegen de katholieken keren. Daarom past het bij dit kenmerkende aspect dat ook gaat over de opkomst van het protestantisme.

Slide 23 - Tekstslide

vraag 13 deel 3   max 1p
3 Het begin van Europese overzeese expansie. De vlinder is ontdekt in Amerika, waarschijnlijk tijdens de ontdekkingsreizen of door de eerste kolonies is de nieuwe wereld.
of:
De wetenschappelijke revolutie. Bij de wetenschappelijke revolutie werd kennis vergaard door observeren, redeneren en waarnemen. In dit gegeven lees je over de ontdekking van de Monarchvlinder. Dat betekent dat er nieuwe kennis vergaard werd door de observeren en waar te nemen en dus past dit bij de wetenschappelijke revolutie.

Slide 24 - Tekstslide

vraag 14   deel 1              max 1p
De werkwijze van Maria Merian past bij de wetenschappelijke revolutie omdat zij volgens het empirisme handelde, zij ging naar Suriname om hier de inheemse vlinders te besturderen, het bestuderen van iets past bij het empirisme uit de wetenschappelijke revolutie.

Slide 25 - Tekstslide

vraag 14   deel 2              max 1p
Maria Merian nam een voorschot op een verlichtingsideaal. Ze had het over de slavernij en ging nadenken over dat slavenvrouwen abortus konden plegen, zodat hun kinderen niet in gevangenschap geboren werden. Een verlichtingsideaal was dat er werd gestreefd dat mensen in vrijheid konden werken en dus geen slaaf waren. Dat er vrijheid was en daar dacht ze over na wat laat zien dat er een verlichtingsideaal was.

Slide 26 - Tekstslide

vraag 15     deel 1            max 1p
De verandering in het wetenschappelijk denken van Newton ten opzichte van de klassieke oudheid is dat hij de natuurwetten niet beschout als occulte eigenschappen, waar dat in de Klassieke Oudheid wel werd gedacht.

Slide 27 - Tekstslide

vraag 15 deel 2   max 1p
De continuiteit in het wetenschappleijk denken van Newton tov de Middeleeuwen, Newton denkt ook nog steeds dat de wereld door God geschapen is. Hij denkt dus nog niet in evolutie, maar vanuit de Bijbel.

Slide 28 - Tekstslide

vraag 15 deel 3   max 1p
Hij heeft het over de aristoteliers, uit de Oudheid dus, en gebruikt die teksten om zelf tot iets nieuws te komen. Hij neemt ze dus niet klakkeloos over maar interpreteerd ze en is het er ook niet mee eens

Slide 29 - Tekstslide

vraag 15 deel 4   max 1p
Continuitiet in het wetenschappelijk denken van Newton tov de wetenschappelijke revolutie is dat hij gebruik maakt van zijn eigen waarneming.

Slide 30 - Tekstslide

vraag 16     deel 1     max 1p
Descartes wordt als de grondlegger van het rationalisme gezien, omdat je in de bron leest dat hij vond dat iedereen van nature over een gezond verstand beschikte. Hij vond dat je dit verstand niet alleen moest hebben, maar dat je het ook moest gebruiken en dat je dus op een rationele wijze moest nadenken. Daarom wordt Descartes gezien als de grondlegger van het rationalisme, waarin rationeel denken centraal stond

Slide 31 - Tekstslide

vraag 16     deel 2     max 1p
Descartes gaat uit van het verlichte principe dat iedereen gelijk aan elkaar is. In de bron lees je dat hij vind dat hetgeen wat men onder gezond verstand/rede verstaat, van nature in alle mensen gelijk is. Dit is dus een verlicht principe.

Slide 32 - Tekstslide