Petje op petje af H3 klimaat en landschap

• Aardrijkskunde
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 4

Petje op petje af 

recap H3 klimaat en landschap

Hoe werkt het? 

• Ga staan. 
• Er worden stellingen voorgelezen  over H3. Jij bepaalt of de stelling juist is. 
• Als de stelling juist is, doe je je petje op (hoe je je kaartje omhoog)
• Als de stelling niet juist is, doe je niets, blijf je gewoon staan. 
• Als je verkeerd antwoord hebt gegeven, ga je zitten. 
• Degene die het langst in de race blijft, heeft gewonnen

Stelling 1

1. Als ik op de fiets wind mee heb dan bevindt het H zich achter mij 

Stelling 2

2. Dat de temperatuur op aarde door de jaren heen relatief stabiel is heet het biologisch evenwicht.

Stelling 3

3. De zon stuurt kortgolvige straling naar de aarde. 

Stelling 4

4. Het broeikaseffect beschermt de aarde tegen schadelijke straling.

Stelling 5

5. Het broeikaseffect is slecht nieuws voor de mens.

Stelling 6

6. Bij een L zijn de luchtdeeltjes klein en nat

Stelling 7

7. Bij een H zijn de luchtdeeltjes klein en droog

Stelling 8

8. Bij een L heb je te maken met stijgende lucht 

Stelling 9

9. De ITCZ staat voor Inter Tropische Convectie Zone

Stelling 10

10. Rond de 60 gr ZB/NB vind je vooral lagedrukgebieden 

Stelling 11

11. Rond de evenaar waaien overwegend oostenwinden 

Stelling 12

12. Wind heeft op het zuidelijk halfrond een afwijking naar rechts

Stelling 13

13. Woestijnen ontstaan meestal bij hogedrukgebieden 

Stelling 14

14. De moesson is een vochtige wind.

Stelling 15

15. Op het noordelijk halfrond komt de moesson uit het zuidwesten.

Stelling 16

16. Een aanlandige wind is vaak droog

Stelling 17

17. De ITCZ ligt in januari op het zuidelijk halfrond 

Stelling 17

17. De ITCZ ligt in januari op het zuidelijk halfrond 

Stelling 18

18. Het verschil in klimaat tussen Amsterdam en Warschau heeft alles te maken met een verschil in breedteligging.

Stelling 19

19. De thermohaliene circulatie wordt aangedreven door de stroomsnelheid en de temperatuur van het zeewater.

Stelling 20

20. Een gebied met strenge winters en warme zomers noem je een landklimaat. JUIST

Hoe nu verder? 

Bekijk de hele opdracht nog eens (word-bestand met antwoorden in classroom)

Vraag aan je ouders/broer/zus/vriend(in) of je de stellingen mag uitleggen. Uitleggen is een heel goede manier om te leren! 

Succes!!