Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
‹
Terug naar zoeken
Unit 7.2 Relative pronouns
Relative Pronouns
Who/which/that/whose/whom
1 / 15
volgende
Slide 1:
Tekstslide
Engels
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
In deze les zitten
15 slides
, met
interactieve quizzen
,
tekstslides
en
1 video
.
Lesduur is:
20 min
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
Relative Pronouns
Who/which/that/whose/whom
Slide 1 - Tekstslide
Relative Pronouns
'Relative Pronouns' gebruik je als je
extra informatie wilt geven over iets of iemand
met behulp van een bijzin.
Slide 2 - Tekstslide
Relative Pronouns
'who' -->
om te verwijzen naar
mensen
'This is
my best friend
,
who
lives next door.'
'which' -->
om te verwijzen naar
dieren of dingen
'This is
my bike
,
which
is very old.'
'This is
my dog
,
which
is very friendly.'
Slide 3 - Tekstslide
Relative Pronouns
'that' -->
kan je
in plaats van 'who' of 'which'
gebruiken,
BEHALVE
als de bijzin met een komma begint.
(onthoud: nooit
'that'
na een komma)
'This is
the friend
that
lives in Swansea.'
'This is
the bike
that
is for sale.'
Slide 4 - Tekstslide
Relative Pronouns
'whose' -->
betekent
'van wie',
gebruikt om aan te geven
bij wie of wat iets hoort
'That's
the friend
,
whose
bike was stolen.'
'That's
the bike
,
whose
wheel disappeared.'
Slide 5 - Tekstslide
Fill in the right relative pronoun.
The woman __ I talked to, was very friendly.
A
who
B
which
C
that
Slide 6 - Quizvraag
Fill in the correct relative pronoun(s)
Marie Curie is the woman ____ discovered radium.
A
who
B
that
C
which
Slide 7 - Quizvraag
Choose the correct relative pronoun.
The camera, _____ costs £100, was stolen.
A
what
B
which
C
who
D
whose
Slide 8 - Quizvraag
Choose the right relative pronoun:
Danny, ................. birthday is next week, is 10 years old
A
that
B
which
C
who
D
whose
Slide 9 - Quizvraag
Fill in the right relative pronoun.
The car __ caused the accident was blue
A
who
B
which
C
that
D
whose
Slide 10 - Quizvraag
Which RELATIVE pronoun fits in?
I want to read the book........you gave me.
A
which, that , who
B
which, that
C
who, whose, whom
Slide 11 - Quizvraag
Relative pronouns
Is that the man .... scored a number one hit?
A
who
B
which
C
that
D
whose
Slide 12 - Quizvraag
Relative pronouns
Is that the man .... scored a number one hit?
A
who
B
which
C
that
D
whose
Slide 13 - Quizvraag
Slide 14 - Video
agendaweb.org
Slide 15 - Link
Meer lessen zoals deze
Relative pronouns H3E
March 2025
- Les met
26 slides
Engels
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
Relative pronouns H3A
February 2025
- Les met
22 slides
Engels
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
Relative pronouns j3ma
March 2025
- Les met
22 slides
Engels
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
Relative pronouns H3A
April 2024
- Les met
22 slides
Engels
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
Relative pronouns H3A
February 2025
- Les met
14 slides
Engels
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
31 jan - Relative Pronouns+portfolio uitleg
December 2023
- Les met
14 slides
Engels
Middelbare school
vmbo g
Leerjaar 3
Relative Pronouns
May 2024
- Les met
28 slides
Engels
Middelbare school
vmbo g
Leerjaar 3
Relative Pronouns
February 2024
- Les met
13 slides
Engels
Middelbare school
vmbo g
Leerjaar 3