2223 Woordenschat les 3

1 / 47
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsHoger onderwijs

In deze les zitten 47 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Welke woorden kan je maken met:
taal / cursus / dag

Slide 3 - Woordweb

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Welke achtervoegsels ken je? (+ voorbeeld)

Slide 9 - Woordweb

Slide 10 - Tekstslide

Welk soort woord is vaktaal?
A
een samenstelling
B
een afleiding

Slide 11 - Quizvraag

Welk soort woord is amoreel?
A
een samenstelling
B
een afleiding

Slide 12 - Quizvraag

Welk soort woord is vaardigheid?
A
een samenstelling
B
een afleiding

Slide 13 - Quizvraag

Welk soort woord is apenstaart?
A
een samenstelling
B
een afleiding

Slide 14 - Quizvraag

Slide 15 - Tekstslide

welke voorvoegsels ken je? (+ voorbeeld)

Slide 16 - Woordweb

Slide 17 - Tekstslide

                                                                               met de HAND-OUT

                                                                      oefening 1, 2 & 3

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Video

Ik ben verdikt, ik moet zoals dat heet, daar iets ..... doen.

Slide 20 - Open vraag

Ik moet dus ..... dieet.

Slide 21 - Open vraag

Dat is dus juist iets waar ik .... ben.

Slide 22 - Open vraag

Welke soort woorden vulde je telkens in?
A
lidwoorden
B
zelfstandige naamwoorden
C
werkwoorden
D
voorzetsels

Slide 23 - Quizvraag

Er zijn 2 verschillende soorten voorzetsels. Weet jij welke?

Slide 24 - Open vraag

De orchidee in die elegante bloempot staat ... de glazen tafel.
A
op
B
onder
C
voor
D
naast

Slide 25 - Quizvraag

Nog ... zijn studie werkte hij in een sterrenrestaurant.
A
tijdens
B
onder
C
na
D
voor

Slide 26 - Quizvraag

Jeroen Meus houdt ... koken.
A
in
B
voor
C
van
D
achter

Slide 27 - Quizvraag

Hij begint ... een nieuw hoofdstuk van zijn leven.
A
achter
B
aan
C
door
D
voor

Slide 28 - Quizvraag

Wat is je opgevallen aan de voorgaande zinnen?

Slide 29 - Open vraag

'gewone' voorzetsels
vaste voorzetsels
Geven aan waar zaken zich ten opzichte van elkaar bevinden
Horen bij een werkwoord, onveranderlijke combinatie

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Tekstslide

Even oefenen: vaste voorzetsel
vaste voorzetsels

Slide 32 - Tekstslide

Vul het correcte vaste voorzetsel in.

Mijn broertje was erg trots ... zijn zelfgebakken taart.

Slide 33 - Open vraag

Vul het correcte vaste voorzetsel in.

De secretaris herinnert zijn baas ... zijn afspraak.

Slide 34 - Open vraag

Vul het correcte vaste voorzetsel in.

De studente verdiepte zich ... haar cursus anatomie.

Slide 35 - Open vraag

Vul het correcte vaste voorzetsel in.

Het menu bestaat ... drie gangen.

Slide 36 - Open vraag

Vul het correcte vaste voorzetsel in.

Na de maaltijd geniet opa ... een heerlijk ijsje.

Slide 37 - Open vraag

Vul het correcte vaste voorzetsel in.

Ik denk na ... een boeiend thema voor mijn spreekbeurt.

Slide 38 - Open vraag

Vul het correcte vaste voorzetsel in.

Waarom kun je je zo moeilijk ... de afspraken houden?

Slide 39 - Open vraag

Vul het correcte vaste voorzetsel in.

Gisteren waarschuwde de weerman ... hevig onweer in de Ardennen.

Slide 40 - Open vraag

Vul het correcte vaste voorzetsel in.

Straks zul je stomverbaasd zijn ... mijn kookkunsten.

Slide 41 - Open vraag

Vul het correcte vaste voorzetsel in.

Na een weekje kamperen verlangen we ... ons eigen bed.

Slide 42 - Open vraag

                                                                               met de HAND-OUT

                                                                       oefening 4 & 5

Slide 43 - Tekstslide

Slide 44 - Tekstslide

Slide 45 - Tekstslide

Slide 46 - Tekstslide

Slide 47 - Tekstslide