Herhaling: voorzetsels, keuzevoorzetsels

Toetsstof voor toetsweek:
-vaste voorzetsels bij de 3e naamval
-vaste voorzetsels bij de 4e naamval
-keuzevoorzetsels
-ontleden
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Toetsstof voor toetsweek:
-vaste voorzetsels bij de 3e naamval
-vaste voorzetsels bij de 4e naamval
-keuzevoorzetsels
-ontleden

Slide 1 - Tekstslide

Welke voorzetsels horen bij de 3e naamval?
3e naamval
Andere naamval
aus
bei
mit
nach
seit
von
zu
an
für
in
unter
ohne

Slide 2 - Sleepvraag

Voorzetsels 3e naamval
aus (uit)
bei (bij)
mit (met)
nach (naar: plekken, landen)

seit (sinds)
von (van)
zu (naar: personen)
herhaal elk stukje 2x
va-                                alle
der                                klokken
Ja-                                 lui-
cob                               den

slaapt                         bim
gij                                 bam
nog?                            bom

Slide 3 - Tekstslide

Welke voorzetsels horen bij de 4e naamval?
4e naamval
Andere naamval
durch
für
ohne
um
bis
gegen
entlang
bei
auf
mit
hinter
in
über

Slide 4 - Sleepvraag

Voorzetsels 4e naamval
durch       (door)                               
für              (voor)                   
ohne         (zonder)
um             (met)
bis              (tot)
gegen       (tegen)
entlang     (langs)

Slide 5 - Tekstslide

Wat zijn de keuzevoorzetsels?
Keuze
voorzetsels
Ander voorzetsel
an
auf
hinter
in
neben
über
unter
vor
zwischen
aus
durch
ohne
um

Slide 6 - Sleepvraag

Keuzevoorzetsels
an (aan)                               vor (voor)
auf (op)                                zwischen (tussen)
hinter (achter)
in (in)
neben (naast)                                     = in totaal 9 voorzetsel!!!
über (over)
unter (onder)

Slide 7 - Tekstslide

Alles door elkaar!
3e naamval
4e naamval
Keuze
voorzetsel
an
in
für
um
vor
seit
zwischen
ohne
nach
zu
durch
hinter

Slide 8 - Sleepvraag

Keuzevoorzetsel: Wanneer krijg je de 3e naamval?
A
waar
B
waar en waarheen
C
wanneer en waarheen
D
waar en wanneer

Slide 9 - Quizvraag

Keuzevoorzetsel: Wanneer krijg je de 4e naamval?
A
wanneer en waarheen
B
waar en waarheen
C
waarheen/beweging

Slide 10 - Quizvraag

Keuzevoorzetsels

3e naamval krijg je bij:

-waar: (plaatsbepaling)
Ich wohne in einem Dorf

-wanneer: (tijdsbepaling)
Am Freitag muss ich arbeiten.




4e naamval krijg je bij:

-waarheen/beweging
Er liegt das Buch auf den Tisch

Kijk goed naar de betekenis van het werkwoord/zin!

Slide 11 - Tekstslide

3e of 4e naamval:
Unsere Schule liegt in einer Stadt
A
3e
B
4e

Slide 12 - Quizvraag

3e of 4e naamval:
Sabine liegt die Schuhe in den Schrank
A
3e
B
4e

Slide 13 - Quizvraag

3e of 4e naamval: Die Schüler dürfen nicht in dem Wochenende zur Schule zu gehen
A
3e
B
4e

Slide 14 - Quizvraag

Wat voor regel krijg je, als geen antwoord kan geven op de vragen waar/wanneer/waarheen/beweging?

Slide 15 - Open vraag

Wat houdt de 7/2 regel in? Meerdere antwoorden zijn goed!
A
7 voorzetsels = 3e en 2 voorzetsels 4e
B
7 voorzetsels = 4e en 2 voorzetsels 3e
C
auf en über krijgen 3e naamval
D
auf en über krijgen dan 4e naamval

Slide 16 - Quizvraag

7/2 regel
Als je geen antwoord kan geven op: waar/wanneer (3e) of waarheen/beweging (4e), krijg je de 7/2 regel. Dus: In de zin staat geen plaats/tijdsbepaling of er vindt in de zin of door het werkwoord geen beweging plaats

7: an, hinter, in, neben, unter, vor, zwischen -> 3e naamval
2: auf, über -> 4e naamval

Slide 17 - Tekstslide

Vervoeg: Mein Auto steht draußen auf (de) ________ Straße

Slide 18 - Open vraag

Vervoeg: Leg das Fleisch in (de) ________ Kühlschrank (m)!

Slide 19 - Open vraag

Vervoeg: Ich bin gegen (het) ______ Verbot

Slide 20 - Open vraag