rekenen groep 5 blok 2 week 3 les 1

blok 2 week 3 les 1
doel:

1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
RekenenBasisschoolGroep 5

In deze les zitten 12 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

blok 2 week 3 les 1
doel:

Slide 1 - Tekstslide

Welke verschillende getallen kan je maken met
de cijfers 7,8 en 9. Elk cijfer gebruik je één
keer in een getal.
schrijf deze getallen hieronder op

Slide 2 - Open vraag

Welk getal is het grootst
A
879
B
978
C
987
D
897

Slide 3 - Quizvraag

In welk getal heeft de 7 een waarde van 700 ?
A
987
B
978
C
879
D
789

Slide 4 - Quizvraag

Maak nu opgave 1 op bladzijde 30 van je boek

Slide 5 - Tekstslide

Op de eerste kilometerteller staat het getal 0123 
het getal 0 staat hier voor de duizendtallen, het cijfer 1 voor de honderdtallen, het cijfer 2 voor de tientallen en de 3 zijn de eenheden. 
Sven fietst graag. 
Hij houdt per dag bij hoeveel kilometer hij fietst
De som is 386-123 = 

Slide 6 - Tekstslide

De som is 386-123= 
386-100= 286
286-20= 266
266-3 = 263 
We halen eerst de hondertallen eraf , dan de tientallen en als laatste de eenheden.
We gebruiken altijd kladpapier om onze tussenantwoorden op te schrijven. Anders maken we rekenfouten !

Slide 7 - Tekstslide

Hij heeft de eerste week 386 km gefietst, kijk maar naar de eerste teller. Nu staat de teller op 497 . Hoeveel heeft hij er nu dus extra bij gefietst ?
De som is dan 497 - 386 = ...........
of       386 + .......= 497.
Schrijf je antwoord op de volgende bladzijde

Slide 8 - Tekstslide

Wat is jouw antwoord op deze vraag ?

Slide 9 - Open vraag

Hoeveel kilometer
heeft Koen deze
week gefietst ?
Haal eerst de honderdtallen eraf, dan de tientallen en als laatste nog de eenheden. Gebruik kladpapier om je tussenantwoorden op te schrijven.
A
257
B
267
C
247
D
237

Slide 10 - Quizvraag

Maak nu opdracht 3 
van bladzijde 30 
in je lesboek. 

Gebruik een kladblaadje om de tussenantwoorden op te schrijven anders ga je rekenfouten maken.

vergeet niet na te kijken!

Slide 11 - Tekstslide

Hoe vond je het?
A
ik vind de taak nog moeilijk
B
ik vind de taak nog een beetje moeilijk
C
ik snap de taak bijna
D
ik snap de taak

Slide 12 - Quizvraag