In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 30 min
Onderdelen in deze les
Paragraaf 6.5
Slide 1 - Tekstslide
Deze periode (TW4)
Slide 2 - Tekstslide
Deze periode (TW4)
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
Deze vorm van symbiose is...
A
Mutualisme
B
Parasitisme
C
Commensalisme
D
Epifytisme
Slide 5 - Quizvraag
Deze vorm van symbiose is...
A
Mutualisme
B
Parasitisme
C
Commensalisme
D
Epifytisme
Slide 6 - Quizvraag
Deze symbiose is... (reiger blij, koe okay)
A
Mutualisme
B
Parasitisme
C
Commensalisme
D
Epifytisme
Slide 7 - Quizvraag
Deze symbiose is...
A
Mutualisme
B
Parasitisme
C
Commensalisme
D
Epifytisme
Slide 8 - Quizvraag
Consument 3
Consument 1
Consument 2
Heterotroof
Autotroof
Producent
Slide 9 - Sleepvraag
Stel men haalt de brandnetel uit dit voedselweb. Welke dieren zullen dan uiteindelijk ook verdwijnen?
A
de bladluis en de rups
B
de bladluis, de rups en de slak
C
de bladluis, de rups en de koolmees
D
de bladluis, de rups, de koolmees en de havik
Slide 10 - Quizvraag
Leerdoelen 6.4
Slide 11 - Tekstslide
Leerdoelen 6.5
Slide 12 - Tekstslide
Genetic flow
Slide 13 - Tekstslide
Genetic drift
Slide 14 - Tekstslide
Founder effect
Slide 15 - Tekstslide
Flessenhalseffect (Bottle neck)
Slide 16 - Tekstslide
Fitness in populatie
Slide 17 - Tekstslide
Eilandtheorie
BiNaS 93C
Slide 18 - Tekstslide
Wat is genetic drift?
A
Invloed van milieufactoren op de genetische variatie in een populatie
B
Organismen best aangepast aan hun omgeving geven genen door
C
Verschijnsel dat in kleine populaties door toeval grote verschuivingen in allel frequenties optreden
D
Het ontstaan van meerdere soorten door geografische scheiding
Slide 19 - Quizvraag
Nadat een groep herten een goed gedijende populatie heeft gevormd, migreren er een aantal naar een nieuwe habitat. Bepaalde erfelijke ziektes komen na een paar generaties vaker voor in deze nieuwe populaties. Hier is sprake van....
A
Genetic drift
B
Founder effect
C
Bottleneck effect
D
Gene flow
Slide 20 - Quizvraag
Wanneer zal genetic drift het duidelijkst zichtbaar zijn in een populatie?
A
als de populatie erg klein is
B
als er een sterke neiging is tot voorkeur bij de paring
C
als er weinig mutaties optreden
D
als het milieu sterk varieert
Slide 21 - Quizvraag
Als tussen twee eerder gescheiden populaties uitwisseling van genen plaatsvindt, noemen biologen dat:
A
het founder effect
B
soortsvorming
C
gene flow
D
allelfrequentie
Slide 22 - Quizvraag
Welke twee factoren zijn volgens de eilandtheorie het belangrijkste voor de soortenrijkdom in van elkaar geïsoleerde duinvalleien?
A
grootte van de valleien en uitsterven van soorten
B
onderlinge afstand tussen de valleien en grootte van de valleien
C
immigratie van soorten en onderlinge afstand tussen de valleien