4.2 GEDICHT

4.2  Gedicht     


IN DEZE PARAGRAAF LEER JE: 
  • de stijlfiguren antithese,
paradox,
herhaling en
parallellisme herkennen.
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

4.2  Gedicht     


IN DEZE PARAGRAAF LEER JE: 
  • de stijlfiguren antithese,
paradox,
herhaling en
parallellisme herkennen.

Slide 1 - Tekstslide

Wat zijn stijlfiguren in een gedicht?
Voor een dichter is een stijlfiguur een 
stuk gereedschap waarmee hij zijn gedicht 
inhoudelijk, vormtechnisch en klankmatig 
vorm kan geven. De meest populaire 
stijlfiguren binnen de hedendaagse 
westerse poëzie zijn beeldspraak en rijm.

Slide 2 - Tekstslide

Antithese
is een tegenstelling. 
Woorden of zinnen die tegengesteld zijn aan elkaar, staan bij elkaar.

Wij voeren geen bittere oorlog
onze wraak is zoet

Diana Ozon

Slide 3 - Tekstslide

Antithese
is een tegenstelling. 
Woorden of zinnen die tegengesteld zijn aan elkaar, staan bij elkaar.

Wij voeren geen bittere oorlog
onze wraak is zoet

Diana Ozon

Slide 4 - Tekstslide

Paradox
is een schijnbare tegenstelling
het lijkt alsof twee woorden of zinnen volledig aan elkaar tegengesteld zijn.
Maar als je goed leest, blijken ze samen een logische combinatie te vormen. 

We moeten vechten voor de vrede.
Boudewijn Buch

Slide 5 - Tekstslide

Herhaling
Bij herhaling worden bepaalde woorden of woordgroepen herhaald. Hiermee trekt een dichter de aandacht naar deze woorden/zinnen toe. 

Ik wilde
Ik wilde dat je voor me stond (...)

Slide 6 - Tekstslide

Parallellisme
Bij parallellisme komt een bepaalde zinsbouw steeds op dezelfde manier terug.

Parallellisme beïnvloedt het ritme en het tempo van het gedicht.   


Slide 7 - Tekstslide

Parallellisme
Bij parallellisme komt een bepaalde zinsbouw steeds op dezelfde manier terug.

Parallellisme beïnvloedt het ritme en het tempo van het gedicht.   


Slide 8 - Tekstslide

Wat is een antithese?
A
Een tegenstelling
B
Een versterkende betekenis
C
Een verzwakkende betekenis
D
Een schijnbare tegenstelling

Slide 9 - Quizvraag

In welke zin is er sprake van een antithese?
A
Ik heb voor goed geld slechte spullen gekocht.
B
Scheen er maar een beetje licht!
C
Doen is weten!
D
Dit is een lange, maar dunne plank.

Slide 10 - Quizvraag

Wat is een paradox?
A
Een tegenstelling
B
Een sterke betekenis
C
Een verzwakkende betekenis
D
Een schijnbare tegenstelling

Slide 11 - Quizvraag

In welke zin is er sprake van een paradox?
A
's Lands grootste kruidenier gaat op de kleintjes letten.
B
Weinig alcohol kan te veel zijn.
C
Samen zijn is gezellig.
D
Uit dit kleine nestje kwamen genoeg vogels.

Slide 12 - Quizvraag

In welke zin is er sprake van herhaling?
A
De premier sprak saai, sloom en slaapverwekkend
B
We moeten vechten voor de vrede.
C
Spreken is zilver, zwijgen is goud
D
'Nooit, nee nooit meer ga ik daarheen!'

Slide 13 - Quizvraag

In welke zin is er sprake van parallelisme?
A
De premier sprak saai, sloom en slaapverwekkend
B
We moeten vechten voor de vrede.
C
Spreken is zilver, zwijgen is goud
D
'Nooit, nee nooit meer ga ik daarheen!'

Slide 14 - Quizvraag