Retail rekenen promille procenten

Promille en Procenten
1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
HandelMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Promille en Procenten

Slide 1 - Tekstslide

Procenten
Wat weet je hiervan?

Slide 2 - Woordweb

Wat is een procent?
A
1 duizendste deel
B
1 tiende deel
C
1 honderste deel

Slide 3 - Quizvraag

De rente (in procenten) op geleend geld is groter dan de rente (in procenten) op spaargeld
A
Juist
B
Onjuist

Slide 4 - Quizvraag

Hoeveel procent is 𝟏/𝟓 deel in procenten?
Je kan een tabel gebruiken.

A
5
B
0,2
C
20
D
50

Slide 5 - Quizvraag

250,- van 2500,- is altijd:
A
10%
B
100%
C
50%
D
dat weet je niet

Slide 6 - Quizvraag

Hoeveel is 1000,- in procenten van 4.000,-
A
20%
B
15%
C
25%
D
10%

Slide 7 - Quizvraag

Bereken 3 procent van 150
A
15
B
4,5
C
45
D
0,02

Slide 8 - Quizvraag

Bereken:
Hoeveel procent is 45 van 249?
A
19,6 %
B
19,7%
C
112,05 %
D
112,1 %

Slide 9 - Quizvraag

Bereken 8 procent van 700.
A
8
B
100
C
560
D
56

Slide 10 - Quizvraag

Bereken hoeveel procent 8 is van 64
A
64%
B
12,5%
C
25%
D
6,25%

Slide 11 - Quizvraag

Slide 12 - Tekstslide

Van 90 studenten is de verhouding dropliefhebbers en winegumliefhebbers is 48 : 42. De verhouding is
A
58 : 42
B
24 : 21
C
4,8 : 4,2
D
8 : 7

Slide 13 - Quizvraag

Wat zijn gelijke verhoudingen?
A
3 : 5 en 12 : 20
B
3 : 5 en 15 : 6
C
10 : 6 en 20 : 10
D
12 : 20 en 3 : 4

Slide 14 - Quizvraag

Wat is de verhouding
appel : banaan
A
2:3
B
2:5
C
3:2

Slide 15 - Quizvraag

Baby's hebben in verhouding...
A
Lange armen
B
Lange benen
C
Grote oren
D
Een groot hoofd

Slide 16 - Quizvraag

Wat is naar verhouding de goedkoopste haargel?
A
Tube haargel
B
Pot haargel

Slide 17 - Quizvraag

Wat is in verhouding het meest?
A
7 van de 10
B
3 van de 4

Slide 18 - Quizvraag

Hoe druk je de brutowinst uit in een percentage van de verkoopprijs (brutowinstmarge)
A
je deelt de verkoopprijs door de brutowinst en doet het keer 100
B
Je deelt de brutowinst door de verkoopprijs en doet het keer 100
C
je deelt de verkoopprijs door de inkoopprijs en doet het keer 100

Slide 19 - Quizvraag

Wat is een promille en
wanneer gebruik je het?

Slide 20 - Woordweb

Hoe bereken je een promille?
A
Delen door 100 x het getal
B
Delen door 10 x het getal
C
Delen door 1000 x het getal

Slide 21 - Quizvraag

Wat betekent promille?
A
per honderd
B
per duizend
C
zelfde als procent
D
per tienduizend

Slide 22 - Quizvraag

3 promille van €1200,- is:
A
€36
B
€360
C
€3,60
D
€3,-

Slide 23 - Quizvraag


1 promille =
A
1000
B
1/1000
C
100
D
1/100

Slide 24 - Quizvraag

Berekenen 6,8 promille van € 17,4 miljoen en rond jouw uitkomst af in duizendtalllen.
A
€ 118.000,-
B
€ 119.000,-
C
€ 1.183.000,-
D
€ 184.000,-

Slide 25 - Quizvraag

Wat is een ongewogen gemiddelde?

Kies het juiste antwoord.
A
De meest voorkomende waarneming.
B
Het middelste getal uit een reeks op grootte geordende getallen.
C
Een gemiddelde waarbij geen rekening is gehouden hoe vaak waarden voorkomen.
D
Een gemiddelde waarbij sommige waarnemingen zwaarder of soms minder zwaar meewegen. Bijvoorbeeld een toets die één of twee keer meetel

Slide 26 - Quizvraag

Rita koopt 8 flessen wijn:
1 fles van € 5,
3 flessen van € 12
2 fessen van € 10
Wat is het ongewogen gemiddelde?
A
€ 3,-
B
€ 4,50
C
€ 10
D
€ 27

Slide 27 - Quizvraag

Wat is het gewogen
gemiddelde ?
A
6,23
B
6,38
C
6,48
D
6,54

Slide 28 - Quizvraag

Het midden van alle waarnemingen is
A
Het gewogen gemiddelde
B
Het ongewogen gemiddelde
C
De modus
D
De mediaan

Slide 29 - Quizvraag

Bereken 8 procent van 700.
A
8
B
100
C
560
D
56

Slide 30 - Quizvraag

Slide 31 - Video

Bereken het gewogen gemiddelde van:
2x 7 graden
1 x cijfer 6
A
6,5
B
6,7

Slide 32 - Quizvraag

Wat is een ongewogen gemiddelde?

Kies het juiste antwoord.
A
De meest voorkomende waarneming.
B
Het middelste getal uit een reeks op grootte geordende getallen.
C
Een gemiddelde waarbij geen rekening is gehouden hoe vaak waarden voorkomen.
D
Een gemiddelde waarbij sommige waarnemingen zwaarder of soms minder zwaar meewegen. Bijvoorbeeld een toets die één of twee keer meetel

Slide 33 - Quizvraag

Wat is een gewogen gemiddelde?
A
Het gemiddelde van alle getallen in een dataset.
B
Het middelste getal in een dataset.
C
Het gemiddelde van een dataset waarbij sommige getallen meer invloed hebben dan andere.
D
Het grootste getal in een dataset.

Slide 34 - Quizvraag

Jan heet in zijn supermarkt 3 wijnsegmenten. Wijn in segment 1 is €5 per fles vandaag heeft hij er 3 verkocht, segment 2 is €10 per fles en vandaag heeft hij er 12 verkocht en segment 3 is €15 per fles waarvan er 5 verkocht zijn. Wat is de gewogen gemiddelde prijs van 1 fles wijn?
A
20
B
30
C
10,50
D
11,05

Slide 35 - Quizvraag

Wat is een gewogen gemiddelde?
A
Het gemiddelde van alle getallen in een dataset.
B
Het middelste getal in een dataset.
C
Het gemiddelde van een dataset waarbij sommige getallen meer invloed hebben dan andere.
D
Het grootste getal in een dataset.

Slide 36 - Quizvraag