1q ma 4 sept


Nederlands
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les


Nederlands

Slide 1 - Tekstslide

boek lezen 
timer
10:00

Slide 2 - Tekstslide



Slide 3 - Tekstslide

Lesprogramma
  • nakijken opdracht 2/3 lees strategieën
  • Uitleg Woordraadstrategieën.
  • Maken opdrachten
  • afsluiting

Slide 4 - Tekstslide

Leerdoelen
Aan het eind van deze les...
  • ken je vier woordraadstrategieën.

  • kun je uitleggen hoe je verschillende woordraadstrategieën moet gebruiken.

  • kun je bij voorbeelden herkennen en uitleggen welke woordraadstrategie je in moet zetten.

  • kun je bij het lezen van een tekst de betekenis van lastige woorden achterhalen door woordraadstrategieën te gebruiken.

Slide 5 - Tekstslide

Hoe kan je de betekenis van een woord achterhalen?

Slide 6 - Open vraag

Woordraadstrategie

Een woordraadstrategie is een handige manier om achter de betekenis van een woord te komen:

  • synoniem
  • omschrijving
  • definitie
  • voorbeeld
  • tegenstelling
  • bekend woorddeel
  • illustratie

Slide 7 - Tekstslide

Noem zoveel mogelijk andere woorden voor "poep".

Slide 8 - Woordweb

Woordraadstrategie synoniem
Zoek naar een synoniem: een ander woord met dezelfde betekenis.
  • Exact - Precies
  • vreemde snuiter - rare snijboon - zonderling
  • poep -drol

Vaak vind je, als je even verder leest in de tekst een synoniem voor een moeilijk woord dat je niet weet.

Slide 9 - Tekstslide

Welk synoniem lees je in de tekst?

Het is een beduidend verschil.
Het is eigenlijk zo belangrijk dat je het niet kan negeren.

Slide 10 - Open vraag

Wat is een synoniem?
A
Een ander woord dat dezelfde betekenis heeft
B
Een woord dat een andere betekenis heeft
C
Een gerecht uit Italië
D
Een woord dat iets aangeeft in de tekst, bijvoorbeeld 'omdat'

Slide 11 - Quizvraag

Woordraadstrategie omschrijving:
De schrijver geeft al een omschrijving (definitie) van het woord.

  • Mijn oma is geholpen aan staar, een aandoening waarbij de lens is vertroebeld.
  • Misofonie, mensen die zich ergeren aan bepaalde, op zich onschuldige, geluiden, zoals luid ademen en harde muziek uit oordopjes.

Slide 12 - Tekstslide

Zoek een bekend woorddeel

Slide 13 - Tekstslide

Wat is het verschil tussen een omschrijving en een definitie?
A
Een definitie is een begrip dat je letterlijk moet kennen, bij een omschrijving leg je in eigen woorden uit
B
Een omschrijving en een definitie is hetzelfde
C
Een definitie is het uiteindelijke antwoord. Een omschrijving is niet definitief
D
Bij een omschrijving vertel je in eigen woorden wat iets betekent, bij een definitie gebruikt iedereen precies dezelfde uitdrukking

Slide 14 - Quizvraag

Woordraadstrategie: een voorbeeld zoeken:
Soms staan er in een tekst voorbeelden om onbekende woorden uit te leggen. Je weet dan meteen wat de schrijver bedoelt.
  • Bij een voorbeeld vind je vaak de volgende woorden: bijvoorbeeld, zo is er..., zoals, denk maar aan..., neem
  • Ook een dubbele punt kan aangeven dat er voorbeelden volgen: 'zij houden van balsporten: voetbal, volleybal, korfbal.'


Slide 15 - Tekstslide

'Ik heb verschillende biljetten in mijn portemonnee, bijvoorbeeld een van 50 euro.'
Wat denk je dat het woord 'biljet' betekent?

Slide 16 - Open vraag

In een tekst worden soms voorbeelden gebruikt om de betekenis van woorden uit te leggen.
- na een signaalwoord (bijvoorbeeld, zo, zoals, denk aan, ...)
- na een dubbele punt :
- voor een moeilijk woord of voordat een begrip wordt genoemd     

Slide 17 - Tekstslide

Een tegenstelling
Woorden die elkaars tegenovergestelde zijn, noem je een tegenstelling.
Signaalwoorden als:
 echter, toch, maar, daarentegen, hoewel, anderzijds, aan de andere kant.
helpen om een tegenstelling te vinden in de zin.

Slide 18 - Tekstslide

4 Tegenstelling
Tegenstelling:
De weerman vertelde dat het vandaag mooi weer zou worden, maar het regende pijpenstelen.

Wat is de tegenstelling?
Aan welk woord kun je de tegenstelling herkennen?

Slide 19 - Tekstslide

Zoek naar een bekend woorddeel
Dat kan bij:
  1. Samengestelde woorden
    (thuiswerken, zorgpersoneel, coronamaatregelen...)
  2. Woorden met een voorvoegsel
    (ongewild, herinrichten...)
  3. Woorden met een achtervoegsel
    (draadloos, prikkelbaar...)

Slide 20 - Tekstslide

Zoek naar een bekend woorddeel
Dat kan bij:
  1. Samengestelde woorden
    (thuiswerken, zorgpersoneel, coronamaatregelen...)
  2. Woorden met een voorvoegsel
    (ongewild, herinrichten...)
  3. Woorden met een achtervoegsel
    (draadloos, prikkelbaar...)

Slide 21 - Tekstslide

Opdracht
Het voorvoegsel on- betekent niet of zonder.

Geef bij de volgende woorden aan of het woord niet of zonder betekent.

Slide 22 - Tekstslide

onbelangrijk
A
niet
B
zonder

Slide 23 - Quizvraag

ongezond
A
niet
B
zonder

Slide 24 - Quizvraag

Opdracht
Lees wat deze achtervoegsels betekenen:

- loos: zonder
- achtig: lijkt op, tamelijk veel
- aar: iemand die het doet
- waarts: die richting op

Maak van de volgende woorden een nieuw woord met een achtervoegsel. 

Slide 25 - Tekstslide

adem

- loos: zonder
- achtig: lijkt op, tamelijk veel
- aar: iemand die het doet
- waarts: die richting op

Slide 26 - Open vraag

bedelen
- loos: zonder
- achtig: lijkt op, tamelijk veel
- aar: iemand die het doet
- waarts: die richting op

Slide 27 - Open vraag

Eens? Ga staan! Oneens? Blijf zitten!
  • Je moet altijd een woordraadstrategie gebruiken als je een moeilijk woord ziet.
  • Een synoniem zoeken is een woordraadstrategie.
  • Omschrijving en definitie is hetzelfde
  • Een onbekend woord kun je het best gelijk in een woordenboek opzoeken.
  • Woordraadstrategieën moet je kennen voor je toets.

Slide 28 - Tekstslide

Stel een vraag over iets dat je deze les nog niet zo goed hebt begrepen.

Slide 29 - Open vraag

Maken
Maak meer dan lezen §1 onbekende woorden (blz 10 tm 15) opdracht 4,5,6 en 8.1

Slide 30 - Tekstslide

Huiswerk
Bekijk de uitlegvideo (via nieuw nederlands) : zelf aan de slag
met onbekende woorden.
Maak opdracht 11
Maak opdracht 4,5,6 en 8.1 af (daar hebben wij in de les aan gewerkt)

Slide 31 - Tekstslide