Kostprijsberekeningen

Leerdoel
Aan het einde van de les zul je de basisbegrippen van kostprijsberekening begrijpen en kunnen toepassen.
1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide
BedrijfseconomieMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 11 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 75 min

Onderdelen in deze les

Leerdoel
Aan het einde van de les zul je de basisbegrippen van kostprijsberekening begrijpen en kunnen toepassen.

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat weet je al over kostprijsberekening?

Slide 2 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Kostprijsberekening
Het proces van het berekenen van de totale kosten die verband houden met de productie van goederen of diensten.

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Constante en Variabele Kosten
Constante kosten blijven onveranderd, terwijl variabele kosten fluctueren afhankelijk van de productieactiviteit.
Afkorting: CK en VK samen zijn dat de totale kosten TK

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Integrale Kostprijs
De totale kosten van het produceren van een product:

CK per product = C / N (normale productie)
VK per product = V / W (werkelijke productie +
=
integrale kostprijs

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Directe en Indirecte Kosten
Directe kosten zijn rechtstreeks toewijsbaar aan een product, terwijl indirecte kosten niet direct toewijsbaar zijn (overhead).

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Primitieve  Opslagmethode
Primitieve methode verdeelt overheadkosten op basis van één enkele kostendriver. Opslag is een  opslag % indirecte kosten bovenop de directe kosten.

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verfijnde Opslagmethode
Verfijnde methode gebruikt  meerdere kostendrivers . Opslag is een  opslag % indirecte kosten bovenop de directe kosten.

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

Slide 9 - Open vraag

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.
Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.

Slide 10 - Open vraag

De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.
Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

Slide 11 - Open vraag

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.