2V - 23/11/21 bron D adjectifs exercices 19 21 22

Programme de la leçon
Buts: aan het einde van de les ken je al veel bijvoeglijke naamwoorden, de regels en  het liedje in het Frans van de bv nw + je kamer beschrijven
- On parle français + lire le vocabulaire ABE
- Rappel des adjectifs + exceptions
- Correction des exercices 17 18+ décrire ton prof
- Iets beschrijven
- Chansons : Où est le chat ? Dans ma chambre, il y a...
- On parle français ..

1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 16 slides, met tekstslides en 5 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Programme de la leçon
Buts: aan het einde van de les ken je al veel bijvoeglijke naamwoorden, de regels en  het liedje in het Frans van de bv nw + je kamer beschrijven
- On parle français + lire le vocabulaire ABE
- Rappel des adjectifs + exceptions
- Correction des exercices 17 18+ décrire ton prof
- Iets beschrijven
- Chansons : Où est le chat ? Dans ma chambre, il y a...
- On parle français ..

Slide 1 - Tekstslide

Questions / Réponses
C'est quel jour aujourd'hui ?
Tu as des frères et soeurs?
Comment est ton frère ? ta soeur ?
Il/Elle s'appelle comment ?
Il/Elle est comment ?
Qu'est-ce que vous faites ensemble ?
Vous regardez des films/vous faites du shopping?


timer
3:00

Slide 2 - Tekstslide

lire le vocabulaire ABE p 88 89
j'en ai ral le bol 

Slide 3 - Tekstslide

L'adjectif


Nu eerst de herhaling 
 de plaats et de uitgangen 
van het bijvoeglijk naamwoord in het Frans.

Slide 4 - Tekstslide

Deze bijvoeglijke naamwoorden staan voor het zelfstandig naamwoord
beau (mooi)      bon (goed/lekker)       joli (schattig)
haut (hoog)       long (lang)                     petit (klein)
jeune (jong)      vieux (oud)                    grand (groot)
gros (dik)            mauvais (slecht)        méchant (gemeen)
nouveau (nieuw)                                        autre (ander)
premier (eerste) +rangtelwoorden (telw+ième)+ dernier (laatste)

Slide 5 - Tekstslide

Speciale vormen van 't bijvoeglijk naamwoord: 

Slide 6 - Tekstslide

Correction des exercices 16 17 18

Inleveren- rendre l'exercice 19
timer
8:00

Slide 7 - Tekstslide

Décris ta prof
naam - haar - ogen - maat - sport - 
eigenschappen
kleding (3dingen)
timer
5:00

Slide 8 - Tekstslide

Il y a- se trouver- j'ai
On utile  pour décrire :
1- er is/zijn = il y a
2- zich bevinden = se trouver
3- ik heb = j'ai
4- devant- derrière-sous-sur- à droite/à gauche - à côté de(du/de la/del') => chanson 

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Video

Slide 11 - Video

Tu habites où ?
Tu habites dans une maison ?
Tu habites dans un appartement ?
Comment trouves-tu ta chambre ?
Tu fais tes devoirs dans ta chambre ?
Tu dors dans ta chambre ?

Slide 12 - Tekstslide

dans le cahier d'activités, fais les 
exercices 25 26 27 28 29, dans ma chambre, il y a 

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Video

Slide 15 - Video

Slide 16 - Video