Spaans h1a 10112020 REPASO

¿Qué vamos a hacer?

  • SO bekijken, vragen?
  • Los verbos
  • El artículo
  • Estudiar

1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpaansMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 13 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

¿Qué vamos a hacer?

  • SO bekijken, vragen?
  • Los verbos
  • El artículo
  • Estudiar

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

SO bekijken

Anahit, Kim en Tara graag even buiten wachten. 

  • Controleer wat je kan verbeteren. 
  • Waar ga je thuis extra mee oefenen? 

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Let op!
  • ¿Dónde vives?    ¿De dónde eres?  (verwar ze niet!)
  • Nationaliteiten schrijf je met een kleine letter
  • Catorce (i.p.v. cuatorce)
  •  diciembre (i.p.v. deciembre) octubre (i.p.v. octobre)
  • werkwoorden -AR en SER zijn twee verschillende grammatica onderdelen probeer ze niet te verwarren. 
  • naam + yo = nosotros, naam + tú = vosotros, naam+naam = ellos/ellas/ustedes

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

 Werkwoorden op -AR
  1. Maria _____ (caminar) en el parque. 
  2. Tú ______ (hablar) muy rápido. 
  3. Rocío y yo _______ (cocinar) paella. 
  4. Carmen y tú _______ (estudiar) español. 
  5. Yo ________ (nadar) en la piscina. 
  6. Ellos _________ (bailar) en la discoteca. 
  7. Juan y Carlos __________ (comprar) un coche. 
  8. Usted _________ (escuchar) música. 
Schrijf de antwoorden in je schrift!

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Las respuestas
  1. Maria camina en el parque. 
  2. hablas muy rápido. 
  3. Rocío y yo cocinamos paella. 
  4. Carmen y tú estudiáis español
  5. Yo nado en la piscina. 
  6. Ellos bailan en la discoteca. 
  7. Juan y Carlos compran un coche. 
  8. Usted escucha música. 
Schrijf de antwoorden in je schrift!

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

het werkwoord SER

  1. Pablo ________ (ser) un chico.
  2. Yo ________ (ser) holandés. 
  3. Paco y Lola _________ (ser) amigos. 
  4. Vosotros _________ (ser) muy amables. 
  5. Tú ____________ (ser) de Italia. 
  6. Marta y yo __________ (ser) familia.  
Schrijf de antwoorden in je schrift!

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Las respuestas

  1. Pablo es un chico.
  2. Yo soy holandés.
  3. Paco y Lola son amigos. 
  4. Vosotros sois muy amables. 
  5. eres de Italia. 
  6. Marta y yo somos familia.  
Schrijf de antwoorden in je schrift!

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Los artículos
de lidwoorden

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Los artículos
  • De, het, een zijn Nederlandse lidwoorden 

  • In het Spaans zijn er mannelijke en vrouwelijke lidwoorden 

  • In het Spaans zijn er lidwoorden voor enkelvoud en voor meervoud

  • Een bepaald lidwoord is: de / het 

  • Een onbepaald lidwoord is: een / een paar 

  • De Spaanse bepaalde lidwoorden (de/het) zijn: el, la, los, las.

  • De Spaanse onbepaalde lidwoorden (een/eenpaar) zijn: un, una, unos, unas

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Los artículos

Leer dit schema uit je hoofd. Je kan het tijdens de toets op je blaadje schrijven als geheugensteuntje!
De lidwoorden
mannelijk
enkelvoud
vrouwelijk 
enkelvoud
mannelijk
meervoud
vrouwelijk 
meervoud
Bepaald lidwoord
de / het 
el
la
los
las
Onbepaald lidwoord
een / een paar 
un
una
unos
unas

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorbeelden

_____ libro      Dit is een mannelijk woord enkelvoud (o) dus: EL
_____ libros    Nu staat hetzelfde woord in het meervoud (s): LOS
_____ casa      Dit is een vrouwelijk woord enkelvoud (a): LA
_____ casas    Nu staat het woord in het meervoud (s): LAS

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 13 - Tekstslide

https://quizlet.com/nl/303690142/informatie-vragen-en-geven-flash-cards/