HOE gebruik je het woordenboek?

Het woordenboek                              
Hoe werkt het woordenboek?


Weet je hoe het werkt?
Ben je eerder klaar?
> Werk zelfstandig verder
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2MBOStudiejaar 1

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Het woordenboek                              
Hoe werkt het woordenboek?


Weet je hoe het werkt?
Ben je eerder klaar?
> Werk zelfstandig verder

Slide 1 - Tekstslide

timer
1:00
Wat weet je van woordenboeken?

Slide 2 - Woordweb

Voorbeelden van woordenboeken:

Nederlands
NT2
Engels- Nederands
Nederlands - Engels







Ken jij nog meer voorbeelden?

Slide 3 - Tekstslide

Leerdoelen:
1) Ik weet hoe een woordenboek werkt.
2) Ik ken het alfabet (weer).
3) Ik kan woorden op alfabetische volgorde zetten.
4)Ik kan een woord veranderen om het op de zoeken.


Slide 4 - Tekstslide

De woorden staan op alfabetische volgorde
In tweetallen:

Zeg om de beurt het Nederlandse alfabet op
timer
3:00

Slide 5 - Tekstslide

Het ALFABET:
A -B-C-D-E-F-G
H-I-J-K-L-M-N-O-P
Q-R-S-T-U-V-W
X-Y-Z

Dit zijn de letters van het alfabet
Weet je het niet (meer)? Maak een foto en leer het!

Slide 6 - Tekstslide

Zet de etenswaren op alfabetische volgorde:
timer
1:00

Slide 7 - Sleepvraag

Zet de volgende woorden in alfabetische volgorde:
timer
2:00
boeren
baby
echo
kwik
eb
legende

Slide 8 - Sleepvraag

DUS:
Kijk naar de eerste letter.
Zijn de eerste letters hetzelfde? kijk naar de tweede letter:

Appel
Aardbei
Dus eerst aardbei, dan appel

Slide 9 - Tekstslide

En als de eerste 2 hetzelfde zijn?
kijk naar de derde letter:
aardbei
aandeel
aanvragen
Of je moet zelfs nog verder kijken!
aandeel - aanvragen - aardbei
De n is eerder dan de r, d is eerder dan v

Slide 10 - Tekstslide

Zet de woorden in alfabetische volgorde:
timer
3:00
Tafel
Thee
Theekopje
Pen
Toets

Slide 11 - Sleepvraag

Taalcompleet bladzijden 58/ 59 
Draagt u  LENZEN ?
  1. Is het  meervoud?
  2. Wat is het enkelvoud?
  3. LENS

Zoek op:

Slide 12 - Tekstslide

Zoek op:
1. Heeft een arts bij u een spierziekte VASTGESTELD?
2. Heeft u de laatste week last van aanvallen van DUIZELIGHEID gehad?
3. VALT u regelmatig FLAUW?
4. Hebt u een MOESTUIN?

(Klaar? Werk verder in je boek)
timer
5:00

Slide 13 - Tekstslide

Hij maakt eten klaar.
Is een scheidbaar werk woord
Dus welk woord zoek je op?

Slide 14 - Tekstslide

Werkwoorden
Ik heb schoenen gekocht.
Zij spraken over het weer.
Het meisje stampte met haar voeten op de vloer.

In welke tijd staan de werkwoorden?
Welke woorden zoek je op?

Slide 15 - Tekstslide

De onbekende woordenkwis
  1. Wat voor een soort woord zoek ik? (zelfstandig naamwoord/ bijvoeglijk naamwoord/werkwoord/ voorzetsel)
  2. Wat is de vorm? (meervoud/ enkelvoud/ verleden tijd / ik-vorm)
  3. Kan ik de betekenis uit de context (rest van de zin) halen?

Slide 16 - Tekstslide

leerdoelen:
1) Ik weet hoe een woordenboek werkt.
2) Ik ken het alfabet (weer).
3) Ik kan woorden op alfabetische volgorde zetten.
4)Ik kan een woord veranderen om het op de zoeken.


Slide 17 - Tekstslide

Ik weet hoe ik een woordenboek moet gebruiken
😒🙁😐🙂😃

Slide 18 - Poll

Ik moet nog extra oefenen
😒🙁😐🙂😃

Slide 19 - Poll