Drogredenen

Lesdoelen
- Aan het eind van de les ken je de 12 drogredenen.
- Je kunt drogredenen herkennen in teksten en in speeches.

1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4,5

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

Lesdoelen
- Aan het eind van de les ken je de 12 drogredenen.
- Je kunt drogredenen herkennen in teksten en in speeches.

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Drogreden
Een drogreden is een reden of redenering die niet klopt, maar wel aannemelijk lijkt. 

Drogredenen worden vaak in discussies gebruikt, maar ook wel in andere situaties.

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Soorten drogredenen
1. Een onjuiste oorzaak-gevolgrelatie/ onjuist beroep op causaliteit
2. Overhaaste generalisatie
3. Cirkelredenering
4. Verkeerde vergelijking
5. Ontduiken van de bewijslast
6. Onjuist beroep op autoriteit
7. Persoonlijke aanval
8. Vertekenen van het standpunt
9. Bespelen van het publiek
10. Vals dilemma
11. Overdrijven van voor- en nadelen
12. Onjuist beroep op kenmerk of eigenschap






Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 4 - Video

Deze slide heeft geen instructies

De onjuiste oorzaak-gevolgrelatie


Er wordt tussen twee zaken een oorzaak-gevolgrelatie gelegd, terwijl die er niet is.

Veel ouderen die op een e-bike rijden hebben een ongeval gehad, dus is het rijden met een e-bike gevaarlijk.

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Onjuiste oorzaak-gevolgrelatie
'Sinds de jaren tachtig worden er computers gebruikt in het basisonderwijs. En sinds de jaren tachtig hebben kinderen minder parate kennis. 

Door het gebruik van computers op school hebben kinderen dus minder parate kennis.'

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De overhaaste generalisatie 
Op grond van een of een enkel voorval wordt er een conclusie getrokken die voor alle gevallen geldt:


"Mijn opa dronk elke dag een paar glazen jenever en is 98 jaar geworden, alcohol drinken is dus helemaal niet ongezond". 

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Overhaaste generalisatie

"Hardlopen is helemaal niet gezond. Bij de marathon van vorige week is een man in elkaar gezakt en ter plekke overleden aan een hartaanval."

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 9 - Video

Deze slide heeft geen instructies

 De cirkelredenering
Bij een cirkelredenering herhaal je je standpunt, alleen anders geformuleerd.

"Ik vind haar niet aardig, want ik mag haar niet".

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Cirkelredenering

"Dit kabinet maakt er echt een puinhoop van, want het kabinet doet helemaal niets goed!"

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De verkeerde vergelijking
Je vergelijkt onterecht twee zaken met elkaar.

Volgens de NS hoeft in de sprinter geen wc te zitten. In een bus zit die toch ook niet.

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verkeerde vergelijking

"Het geschiedenisonderwijs kan beter worden afgeschaft. Wat gebeurd is, is gebeurd. Een versleten jas gooi je toch ook weg!"


Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Oefenen 

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Supermarktmedewerkers moeten niet klagen als ze overuren maken, want winkeliers werken ook op koopavonden en zaterdag
A
onjuiste oorzaak-gevolgrelatie
B
verkeerde vergelijking
C
cirkelredening
D
generalisatie

Slide 15 - Quizvraag

er worden dingen met elkaar vergeleken die eigenlijk niet te vergelijken zijn
Werklozen zijn te beroerd om te werken, dat zie je wel aan mijn buurman.
A
onjuiste oorzaak-gevolgrelatie
B
verkeerde vergelijking
C
cirkelredenering
D
generalisatie

Slide 16 - Quizvraag

Op basis van te weinig gegevens stelt iemand een algemene regel vast
Iemand die niet vooraf een proefexamen maakt, haalt een slecht resultaat. Jim heeft een onvoldoende, dus hij heeft het proefexamen niet gemaakt.
A
onjuiste oorzaak-gevolgrelatie
B
verkeerde vergelijking
C
cirkelredenering
D
generalisatie

Slide 17 - Quizvraag

Een foute conclusie trekken; een verkeerde voorstelling van oorzaak en gevolg.
Onduiken van bewijslast
Je formuleert je argument zo dat je je tegenstanders ervan weerhoudt het standpunt tegen te spreken.

'Ik ben tegen de doodstraf. Ieder weldenkend mens is daar toch tegen!'

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ontduiken van bewijslast
"Als jij geen tegenargumenten kunt bedenken, dan is het dus waar."



Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Onjuist beroep op autoriteit
Je voert iemand op die helemaal geen autoriteit is op het gebied van het onderwerp van de discussie.

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Onjuist beroep op autoriteit
"Ik weet zeker dat deze maaltijd gezond is, want dat heeft mijn fitnesstrainer gezegd."

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Persoonlijke aanval
Bij een persoonlijke aanval wordt er niet op de bal, maar op de persoon gespeeld. 

 'Als je tegen Zwarte Piet bent, dan ben je geen echte Nederlander'. 

Dit argument valt iemand aan op zijn mening 


Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Persoonlijke aanval
"Wat weet jij van nu gezondheid, jij weegt zelf 105 kilo!"

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vertekenen van het standpunt
Je legt de tegenpartij woorden in de mond waarvan de onjuistheid moeilijk te bewijzen is.

"Ga je niet mee naar de wedstrijd? Dus jij gaat je lekker zitten vervelen in je eentje?"

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Dat hoef ik niet te bewijzen, dat is gewoon zo!
A
Verkeerd autoriteitsargument
B
Beroep op traditie
C
Persoonlijke aanval
D
Ontduiken van bewijslast

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Condooms verergeren de verspreiding van aids, want dat zegt de paus.
A
Verkeerd autoriteitsargument
B
Verkeerde vergelijking
C
Persoonlijke aanval
D
Ontduiken van bewijslast

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Nederland stelt niets voor, want het is maar een klein kikkerlandje.

A
Verkeerd autoriteitsargument
B
Onjuiste vergelijking
C
Persoonlijke aanval
D
Ontduiken van bewijslast

Slide 27 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bespelen van het publiek
Je beweert zaken waartegen iemand moeilijk in kan gaan.

"Je bent toch niet goed bij je hoofd als je daar wil wonen!"

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vals dilemma
De schrijver dwingt een ander te kiezen uit twee mogelijkheden zonder te bewijzen dat er geen andere keuzes zijn.

"Als jij niet naar Spanje op vakantie wil, dan gaan we gewoon helemaal niet op vakantie".




Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Overdrijven voor- en nadelen
Je overdrijft  de voor- of nadelen van een bepaalde maatregel ...

"Als Nederland het gebruik van softdrugs legaliseert, krijgen we veel meer drugsverslaafden, zal het aanzien en de invloed van ons land in de Europese Unie enorm afnemen en zal de illegale teelt vanwege de sterkte van de illegale wiet niet verdwijnen".

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Onjuist beroep op een kenmerk of een eigenschap
Bepaalde kenmerken of eigenschappen worden overgewaardeerd terwijl andere relevante kenmerken nauwelijks of niet worden genoemd.

"Die leraar heeft altijd dezelfde kleren aan, dat moet wel een saaie leraar zijn".

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 32 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Huiswerk:
Maken: opdracht 22 t/m 25 bij tekst 4 blz. 54 en 55

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies