1M & 1MH 28 januari 2022

Start geen nieuwe vergadering
Welkom  NEDERLANDS!
Wat gaan we doen?
● Terugblik 
● Dictee
● Werkwoordspelling
● Meervouden 
● Afsluiting & huiswerk

bij
We gaan zo starten.
Zorg dat je jouw lesboek, schrift  en pen bij je hebt liggen.
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 1

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Start geen nieuwe vergadering
Welkom  NEDERLANDS!
Wat gaan we doen?
● Terugblik 
● Dictee
● Werkwoordspelling
● Meervouden 
● Afsluiting & huiswerk

bij
We gaan zo starten.
Zorg dat je jouw lesboek, schrift  en pen bij je hebt liggen.

Slide 1 - Tekstslide

De video is te starten bij de binnenkomst
TERUGBLIK
Schrijven H1, H2 & H3: volledig en duidelijk, begrijpelijk en flyer. 

Taalverzorging Grammatica Zinsdelen: persoonsvorm, zinsdelen, onderwerp, gezegde, lijdend voorwerp. 

Taalverzorging Spelling 
- hoofdletters en leestekens, werkwoordspelling (pvtt, pvvt, vd), meervouden, dicteewoorden

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

VANDAAG: DICTEEWOORDEN

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

HOOFDLETTERS EN LEESTEKENS

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vul aan met hoofdletters en leestekens:
laura en piet willen op vakantie naar oostenrijk omdat zij graag duits willen spreken

Slide 5 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

WERKWOORDSPELLING

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen werkwoordspelling
- De leerling kan/weet de ik-vorm van werkwoorden in de tegenwoordige tijd correct spellen. (H2)
- De leerling kan/weet persoonsvormen in de tegenwoordige tijd goed spellen. (H3)
- De leerling kan/weet de verleden tijd van zwakke werkwoorden goed spellen. (H5)
- De leerling kan/weet de verleden tijd van sterke werkwoorden goed spellen. (H6)
- De leerling kan/weet voltooide deelwoorden goed spellen. (H4) 

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn de vormen van de persoonsvorm tegenwoordige tijd?
A
stam + de/te of stam + den/ten
B
stam, stam + t of het hele werkwoord
C
het hele werkwoord + d
D
alleen de stam

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Ik ... (pvtt, beantwoorden) de brief.
A
beantwoord
B
beantwoordt

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Zij ... (pvvt, branden) haar vingers aan het fornuis.
A
brande
B
brandde

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Hij ... (pvvt, bereiden) de presentatie voor.
A
bereide
B
bereidde

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Zij ... (pvtt, melden) de afwezigheid van haar zusje.
A
meld
B
meldt

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Hij had de presentatie ...
(vd, voorbereiden).
A
voorbereid
B
voorbereidt

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Zij heeft de afwezigheid van hun zusje ...
(vd, melden).
A
gemeld
B
gemeldt

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen spelling overige woorden
- De leerling kan/weet wanneer ik hoofdletters en leestekens moet gebruiken. (H1)
- De leerling kan/weet hoofdletters, punten, vraagtekens en uitroeptekens gebruiken. (H1)
- De leerling kan/weet woorden die op een –d of een –t eindigen goed spellen. (H2)
-De leerling kan/weet meervouden die eindigen op –en goed spellen. (H3)
- De leerling kan/weet meervouden die eindigen op –s goed spellen. (H3)





Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Meervouden

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Meervouden op -en en -s

De meeste zelfstandige naamwoorden hebben een meervoud op -en of -s:

feest → feesten, les → lessen, tafel → tafels, computer → computers.














Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zo maak je een meervoud met -en
Vaak hoef je alleen maar -en achter het woord te zetten:
deur → deuren, kaars → kaarsen, lamp → lampen.
Soms moet je tegelijk de laatste letter verdubbelen:
trap → trappen, brugklas → brugklassen, hagedis → hagedissen.
Soms moet je tegelijk een a, e, o of u weghalen:
aap → apen, potlood → potloden, klasgenoot → klasgenoten.
Soms moet je tegelijk een -f veranderen in een -v-:
schaaf → schaven, kloof → kloven, golf → golven.
Soms moet je tegelijk een -s veranderen in een -z-:
huis → huizen, glas → glazen, vaas → vazen.













Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zo maak je een meervoud met -s
Vaak hoef je alleen maar -s achter het woord te zetten:
wagen → wagens, reclame → reclames, jongen → jongens.
Soms moet je een apostrof (’) voor de -s schrijven. Dat doe je bij woorden op -a, -o, -u, -i of -y:
oma → oma’s, radio → radio’s, sudoku → sudoku’s, mini → mini’s, pony → pony’s.
Bij afkortingen maak je het meervoud ook met apostrof -s (’s):
tv’s, dvd’s.













Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vragen over Taalverzorging Spelling?

Slide 20 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

SCHRIJVEN H1, H2 en H3

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies