Week 3 - Persoonsvorm tegenwoordige tijd en verleden tijd

Persoonsvorm tegenwoordige tijd en verleden tijd


"Er is een verband tussen onverdraagzaamheid en slechte spelling."

David Mitchell (Britse schrijver)
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Persoonsvorm tegenwoordige tijd en verleden tijd


"Er is een verband tussen onverdraagzaamheid en slechte spelling."

David Mitchell (Britse schrijver)

Slide 1 - Tekstslide

Dat gebeur... niet dagelijks nee.
A
gebeurt
B
gebeurd

Slide 2 - Quizvraag

Werkwoordspelling
A
Ik moet huilen
B
Ja dat kan ik!
C
Lastig, maar lukt wel
D
Ik doe maar wat

Slide 3 - Quizvraag

Is dit wel echt zo moeilijk?
Je krijgt nu vijf vragen over werkwoordspelling.

Slide 4 - Tekstslide

Ik ... (fietsen) naar school
A
Fiets
B
Fietst
C
Fietsd
D
Fietsen

Slide 5 - Quizvraag

De man .... (klagen) over de herrie van mijn scooter.
A
klaag
B
klaagt
C
klaagd
D
klagen

Slide 6 - Quizvraag

Katja ... (leggen) werkwoordspelling uit.
A
leg
B
legt
C
legd
D
leggen

Slide 7 - Quizvraag

Chris ... (begrijpen) dit al een tijdje.
A
begrijp
B
begrijpt
C
begrijpd
D
begrijpen

Slide 8 - Quizvraag

Na een flinke slok cola ... (boeren) m'n moeder keihard.
A
boer
B
boert
C
boerd
D
boeren

Slide 9 - Quizvraag

Maak gebruik van je kennis
Ik fiets naar school - ik loop naar school - ik step naar school 
Hij fietst naar school -hij loopt naar school -hij stept naar school

Ik word jarig - hij wordt jarig

Hij/zij/u/het vormen krijgen een t achter de stam 

Slide 10 - Tekstslide

Maak gebruik van je kennis
Twijfel je? Vervang de persoonsvorm dan voor het woord fietsen

Het gebeurt/gebeurd elke dag wel een keer
Het fietst elke dag wel een keer

Fietst is in dit geval met een -t gebeurt dus ook

Slide 11 - Tekstslide

Ali ... (verhuizen) naar een nieuwe villa.
A
Ali fiets
B
Ali fietst

Slide 12 - Quizvraag

Ali ... (verhuizen) naar een nieuwe villa.
A
Verhuist
B
Verhuisd

Slide 13 - Quizvraag

De belastingdienst ... (verspreiden) verkeerde informatie.
A
De belastingdienst fiets
B
De belastingdienst fietst

Slide 14 - Quizvraag

De belastingdienst ... (verspreiden) verkeerde informatie.
A
Verspreid
B
Verspreidt

Slide 15 - Quizvraag

Dus hoe zit het met -dt?
-dt ontstaat alleen bij woorden die al een -d hebben.

Worden - ik word - jij wordt
Melden - ik meld - jij meldt
Vinden - ik vind - jij vindt
Fietsen - ik fiets - jij fietst

Slide 16 - Tekstslide

Verleden tijd
Sterke werkwoorden:
- Ik loop -> ik liep
- Ik eet -> ik at
- Ik denk -> ik dacht
- Ik begrijp -> ik begreep

Je hoeft hier niet na te denken over -te(n) of -de(n)

Slide 17 - Tekstslide

Verleden tijd
Zwakke werkwoorden:

Ik fiets -> ik fietste                maar waarom?
Ik versier -> ik versierde
Het sexy fokschaap

Slide 18 - Tekstslide

Verleden tijd
Zwakke werkwoorden:

1) Haal van het hele werkwoord -en af
2) Kijk of de laatste letter in 
     Het sexy fokschaap zit
3) Ja     --> +te(n)
     Nee  --> +de(n)
Het sexy fokschaap

Slide 19 - Tekstslide

Verleden tijd
Zwakke werkwoorden:

Hakken         roeien    gebeuren       willen
Hakk               roe        gebeur            will


Hak+te(n)   roei+de(n)  gebeur+de(n)   wil+de(n)   
Het sexy fokschaap

Slide 20 - Tekstslide

Mijn dochter ... (kleien) een vaas in de kleuterklas (v.t.)

Slide 21 - Open vraag

De buren ... (verven) hun schuurtje rood (v.t.)

Slide 22 - Open vraag

-tte(n) en -dde(n)
Net als bij -dt in de tegenwoordige tijd
ontstaat -tte(n) en -dde(n) alleen bij
woorden die al een -t of -d hebben.

Jan fietst -> Jan fiets+te
Jan praat -> Jan praat+te
Jan meldt -> Jan meld+de
Het sexy fokschaap

Slide 23 - Tekstslide

Wij ... (verwachten) gisteren een belangrijk telefoontje

Slide 24 - Open vraag

Sofie ... (beloven) dat ze beter haar best zou gaan doen (v.t.)

Slide 25 - Open vraag

Oefenen
Kern les 25: opdracht 1 t/m 6 maken + nakijken.   

Slide 26 - Tekstslide