Verhoudingen

Verhoudingen
Een verhouding tussen twee grootheden geeft aan in welke mate de ene grootheid tot de andere staat. 
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
RekenenMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Verhoudingen
Een verhouding tussen twee grootheden geeft aan in welke mate de ene grootheid tot de andere staat. 

Slide 1 - Tekstslide

De verhouding koekjes dat je kunt bakken en het aantal gram bloem dat je nodig hebt is 2 staat tot 35. Wat betekent dat?
A
met 2 gram kan je 25 koeken bakken
B
2/35 dus 0,057
C
dus 1 koek is gelijk aan 17,5 gram bloem

Slide 2 - Quizvraag

De verhouding koekjes dat je kunt bakken en het aantal gram bloem dat je nodig hebt is 2 staat tot 35. Hoeveel gram bloem heb je nodig voor 10 koekjes?
A
175 gram
B
55 gram
C
geen idee
D
17,5 gram

Slide 3 - Quizvraag

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Hulpmiddelen
Gebruik als het kan bij de volgende opdrachten een schema, het helpt je misschien om opdracht beter te begrijpen

Maak eventueel ook gebruik van een verhoudingstabel

Slide 11 - Tekstslide

20% van alle koeien op de wereld leeft in India.
Er zijn 200 miljoen koeien in India.
Hoeveel koeien zijn er in totaal op de wereld?
A
100 miljoen
B
40 miljoen
C
1 000 miljoen
D
geen idee

Slide 12 - Quizvraag

Verdelingen 
20% van de studenten bij de opleiding management support is man. 
Er zijn 1.200 vrouwen die de opleiding volgen.
 
Hoeveel mannen doen de opleiding management support?

Slide 13 - Tekstslide

Verdelingen 
20% van de studenten bij de opleiding management support is man. 
Er zijn 1.200 vrouwen die de opleiding volgen.
Hoeveel mannen doen de opleiding management support?
100%-20% = 80% vrouwen --> 1.200
=> gebruik verhoudingstabel voor vrouwen en mannen, of
=> reken uit hoeveel personen opleiding doen en verminder dat met 1.200
=> Antwoord is 240 mannen

Slide 14 - Tekstslide

Breuken en verhoudingen 
Basisschool het Kompas heeft 90 leerlingen in groep 4. 
5 van de 6 leerlingen in groep 4 heeft al een zwemdiploma. 
 
Hoeveel leerlingen in groep 4 hebben nog geen zwemdiploma? 

Slide 15 - Tekstslide

Breuken en verhoudingen 
Basisschool het Kompas heeft 90 leerlingen in groep 4. 
5 van de 6 leerlingen in groep 4 heeft al een zwemdiploma.  
Hoeveel leerlingen in groep 4 hebben nog geen zwemdiploma?
 
Wel zwemdiploma 5 van de 6 leerlingen, dus .....
Geen zwemdiploma 1 van de 6 leerlingen
=> gebruikmaken van deze verhouding door % uit te rekenen en te vermenigvuldigen met 90 leerlingen, of 
=> verhoudingstabel gebruiken en via "1" naar 90 leerlingen te rekenen 
Antwoord 15 leerlingen heeft geen zwemdiploma

Slide 16 - Tekstslide