,

5.2 Het huishoudboekje van de overheid

Hoofdstuk 5
Kan de overheid dat regelen?
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 4

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 5
Kan de overheid dat regelen?

Slide 1 - Tekstslide

 Economie 4 TL
  • Terugblik leerdoelen 5.1 Stuurt de overheid de economie? 
  • Uitleg 5.2 Het huishoudboekje van de overheid
  • Zelf aan de slag
  • Leerdoelen behaald
Wat gaan we doen?

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen van 5.1 
  • Je weet hoe de economie in ons land en in andere landen is georganiseerd. 
  • Welke invloed de overheid heeft op de economie.
  • Je weet welke instanties de Nederlandse overheid advies geeft. 
  • Je kent de verschillen tussen privatiseren en nationaliseren

Slide 3 - Tekstslide

Wat is een voordeel van privatiseren
A
Er moet winst gemaakt worden dus het kan duurder worden
B
Het aanbod kan afnemen.
C
Niet meer voor iedereen beschikbaar.
D
Het kan goedkoper worden. De kwaliteit kan beter worden. De overheid bespaart geld

Slide 4 - Quizvraag

Wat is het gevaar van privatiseren?
A
Concurrentie, waardoor de kosten dalen en het product goedkoper / beter wordt.
B
het overheidstoezicht vermindert (met alle gevolgen van dien), geprivatiseerde ondernemingen ontslaan vaak op grote schaal werknemers en voor de producten kan een veel hogere prijs worden berekend.

Slide 5 - Quizvraag

Planeconomie
Vrijemarkt economie
Sociale markteconomie
De overheid bepaalt het aanbod
Zoveel mogelijk winst
Concurrentie
Tekorten / slechte kwaliteit
Recht van de sterkste
Weinig wetten en regels
Subsidies en uitkeringen
De sterke helpt de zwakke

Slide 6 - Sleepvraag

Sleep de goederen en/of diensten naar de juiste sector.
collectieve sector
particuliere sector

Slide 7 - Sleepvraag

In welke sector vind je alle bedrijven terug?
A
Particuliere sector
B
Primaire sector
C
Collectieve sector
D
Secundaire sector

Slide 8 - Quizvraag

Wat zijn kenmerken van collectieve voorzieningen?
A
De particuliere sector betaalt de voorzieningen.
B
De overheid betaalt de voorzieningen.

Slide 9 - Quizvraag

Wanneer de overheid taken uitbesteedt of overdraagt aan particuliere bedrijven, noem je dit
A
particuleren
B
privatiseren
C
ex-overheid
D
bedrijfsleven

Slide 10 - Quizvraag

Leerdoelen van deze les 

  • Je weet hoe de overheid aan haar geld komt
  • Je weet waar de overheid geld aan uit geeft
  • Je weet welke inkomstenbronnen heeft een gemeente heeft

Slide 11 - Tekstslide

Gemeenten
Ik kan uitleggen hoe een gemeente aan geld komt

Inkomsten gemeenten;
  • Een deel van het Rijk (Gemeentefonds)
  • Daarnaast betalen burgers en bedrijven gemeentelijke belastingen en heffingen zoals OZB (onroerendezaakbelasting), rioolheffing, afvalstoffenheffing, parkeerbelasting, toeristenbelasting en hondenbelasting.
Westerkwartier
Tarieven Westerkwartier


Slide 12 - Tekstslide

Financiën van de overheid
Ik kan uitleggen wat een rijksbegroting en miljoenennota is en hoe de staatsschuld hiermee te maken heeft

  • De rijksbegroting laat alle verwachte inkomsten en uitgaven van het komende jaar zien. 
  • De miljoenennota is een toelichting op deze begroting.


Miljoenennota
Miljoenennota

Slide 13 - Tekstslide

Financiën van de overheid
Meer inkomsten dan uitgaven --> begrotingsoverschot
1. Schuld aflossen
2. Meer uitgeven

Meer uitgaven dan inkomsten --> begrotingstekort
Oplossen door:
1. Meer inkomsten 
2. Minder uitgaven
3. Geld lenen (Staatsschuld)

Slide 14 - Tekstslide

Staatsschuld
  • Als de overheid meer geld uitgeeft dan er binnenkomt, spreek je van een begrotingstekort. 
  • Om de uitgaven toch te kunnen doen, moet de overheid geld lenen. 
  • Doordat de overheid jaren achtereen een tekort heeft gehad, is er een staatsschuld ontstaan.

Slide 15 - Tekstslide

Uitgaven van de overheid
Ik kan uitleggen welke uitgaven
de overheid heeft

Slide 16 - Tekstslide

Inkomsten van de overheid
Ik kan uitleggen welke inkomsten
de overheid heeft
  • Premies werknemersverzekeringen
  • Premies volksverzekeringen
  • Niet-belastingontvangsten                                         (aardgasbaten, boetes en                                                          winsten uit staatsbedrijven)
  • Directe en indirecte belastingen

Slide 17 - Tekstslide

Directe belastingen

Worden direct aan de belastingdienst betaald.

Het gaat om de belasting over inkomen, winst en vermogen.
-Loon en inkomstenbelasting
-Dividendbelasting
-Vennootschapsbelasting
-Successierechten
-Kansspelbelasting
Indirecte belastingen
Zitten verwerkt in de prijs van producten en diensten. Ze worden betaald aan de verkoper, deze draagt ze af aan de belastingdienst.
Het gaat om btw en accijns. Je noemt deze ook wel kostprijsverhogende belastingen. 

Ander voorbeelden zijn; Invoerrechten, Milieuheffingen,
Motorvoertuigenbelasting en BPM

Slide 18 - Tekstslide

Directe en indirecte belasting

Slide 19 - Tekstslide

          Zelf aan het werk 



De komende 10 minuten gaat iedereen voor zich aan het werk met deze opdrachten. Je kunt nu vragen stellen of fluisterend overleggen. 
Deze les maken: 5.2 : 12 t/m 17 & 19 plus de samenvatting 
 
timer
10:00
rood = Iedereen is stil aan het werk
  

oranje = Je mag de docent een vraag stellen


groen = Je mag met elkaar fluisterend 
overleggen   

Slide 20 - Tekstslide

Afronding van deze les 

  • Je weet hoe de overheid aan haar geld komt
  • Je weet waar de overheid geld aan uit geeft
  • Je weet welke inkomstenbronnen heeft een gemeente heeft 

Slide 21 - Tekstslide

Directe belastingen
Inkomen
Vermogen
Winst

Slide 22 - Tekstslide

Indirecte belastingen
Btw
Accijns
&
Milieuheffingen

Slide 23 - Tekstslide

Wat heb je geleerd?

Slide 24 - Tekstslide

Loonbelasting is een ... belasting.
A
directe
B
indirecte

Slide 25 - Quizvraag

Wat doet de overheid niet om een begrotingstekort op te vangen?
A
Bezuinigen
B
Belastingen verhogen
C
Lenen
D
Staatsschuld aflossen

Slide 26 - Quizvraag

Wat is OZB?
A
Onroerende Zaak Belasting
B
Huurtoeslag
C
Gemeentebelasting
D
Huurverhoging

Slide 27 - Quizvraag

Belasting die je betaalt wanneer je een product koopt is een voorbeeld van .....
A
directe belasting.
B
indirecte belasting.

Slide 28 - Quizvraag

Direct of indirect?

Over een prijs in de postcodeloterij betaal je kansspelbelasting.
A
directe belasting
B
indirecte belasting

Slide 29 - Quizvraag

Loonbelasting
BTW
Belasting op alcohol
Directe belastingen
Indirecte belastingen

Slide 30 - Sleepvraag