Vervolg van de 5 soorten beeldspraak:
4.
Een deel voor het geheel gebruiken.
Voorbeeld: De schaatser won goud.
(Je zegt maar een deel: goud. Maar je bedoelt het geheel: de gouden medaille.
5. Een geheel voor een deel. Voorbeeld: Nederland wint de prijs.
Niet heel het land Nederland wint (=geheel), maar het Nederlandse team (dus een deel van Nederland).