Gezonde dieren - 2.5 t/m 2.7

Vandaag
  • Vragen maken en laten controleren
  • Praktijkopdrachten maken en laten controleren
Vandaag
  • Boek "Gezonde dieren"
Hoofdstuk - Gezondheidscontrole uitvoeren en hygiënisch werken
  • 2.5 Persoonlijke hygiëne en bedrijfshygiëne 
  • 2.6 Identificatie en registratie van dieren
  • 2.7 Hygiënische maatregelen bij geboorte 
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
GroenMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4

In deze les zitten 33 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Vandaag
  • Vragen maken en laten controleren
  • Praktijkopdrachten maken en laten controleren
Vandaag
  • Boek "Gezonde dieren"
Hoofdstuk - Gezondheidscontrole uitvoeren en hygiënisch werken
  • 2.5 Persoonlijke hygiëne en bedrijfshygiëne 
  • 2.6 Identificatie en registratie van dieren
  • 2.7 Hygiënische maatregelen bij geboorte 

Slide 1 - Tekstslide

1 Voedingsbehoefte en voersamenstelling
1.1 Vleeseters, alleseters en planteneters

Les1 
2  Gezondheidscontrole uitvoeren en hygiënisch werken
2.5 Persoonlijke hygiëne en bedrijfshygiëne 

Les 12
Gezonde dieren

Slide 2 - Tekstslide

Persoonlijke hygiëne 
  • Als je met dieren werkt, kunnen er gezondheidsrisico’s ontstaan.
  • Mensen kunnen ziekten overbrengen op dieren, maar dieren kunnen ook ziekten overbrengen op mensen. 
  • b.v. vlooien.
  • ziekteoverdracht te voorkomen, zorg je voor een goede persoonlijke hygiëne. 

Slide 3 - Tekstslide

Aandachtspunten 
Zorg dat je tijdens het werken met dieren het volgende doet:
  • Steek lang haar op of bind het samen.
  • Was na de werkzaamheden altijd direct je handen met warm water en zeep uit een flacon met een pompje.
  • Houd je nagels kort.
  • Draag geen sieraden.
  • Draag werkkleding.
  • Draag schoenen met weinig profiel.

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Bedrijfshygiëne
  • Grotere bedrijven werken met afdelingen kans op besmetting is dan het kleinst
  • Zieke dieren kunnen in quarantaine.
  • Hokken waarin zieke dieren hebben gezeten, eerst schoonmaken en daarna ontsmetten. 
  • Als je met dieren werkt, draag je daarom altijd schone kleren of bedrijfskleding.
  • Als je een ziek dier behandeld hebt, was je je handen voor je met andere dieren gaat werken.  


Slide 6 - Tekstslide

  • Een bedrijf moet aan deze voorwaarden voldoen:
  •  Het risico op het overdragen van ziekteverwekkers van het ene dier op het andere moet zo veel mogelijk worden voorkomen.
  • Insleep van ziekten van buiten het bedrijf moet worden verhinderd.



  •  

Slide 7 - Tekstslide

Zoönosen
  • is een ziekte die mensen en dieren op elkaar kunnen overbrengen. 
  • Een veehouder en een dierenarts krijgen vaak een zoönose. 
  • is ook besmettelijk tussen dieren en mensen onderling. 
  • b.v. melkerskoorts, hondsdolheid, papegaaienziekte, Q-koorts ,ziekte van Lyme.
  • Baby’s, oudere mensen en zwangere vrouwen zijn extra gevoelig voor zoönosen. Zij moeten contact met zieke dieren vermijden.




Slide 8 - Tekstslide

Zoönosen
  • is een ziekte die mensen en dieren op elkaar kunnen overbrengen. 
  • Een veehouder en een dierenarts krijgen vaak een zoönose. 
  • is ook besmettelijk tussen dieren en mensen onderling. 
  • b.v. melkerskoorts, hondsdolheid, papegaaienziekte, Q-koorts ,ziekte van Lyme.
  • Baby’s, oudere mensen en zwangere vrouwen zijn extra gevoelig voor zoönosen. Zij moeten contact met zieke dieren vermijden.




Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Leven en dood
  • Huisdieren worden tegenwoordig begraven of gecremeerd
  • kan op een dierenbegraafplaats, maar je mag ook in je tuin begraven.
  • De Rendac is een verwerkingsbedrijf dat dode productiedieren ophaalt. 
  • verbrand de dode dieren en verwerkt de overgebleven grondstoffen. 
  • Van de botten wordt bijvoorbeeld lijm gemaakt.
  • Als er op het bedrijf een productiedier is gestorven, bel je altijd eerst de Rendac. 
  • Vervolgens leg je het dode dier volledig afgedekt langs de weg. Daarna haalt de Rendac het dier op.





Slide 11 - Tekstslide

1 Voedingsbehoefte en voersamenstelling
1.1 Vleeseters, alleseters en planteneters

Les1 
2 Gezondheidscontrole uitvoeren en hygiënisch werken
2.6Identificatie en registratie van dieren 

Les 13
Gezonde dieren

Slide 12 - Tekstslide

Inleiding
  • De laatste jaren zijn er verschillende dierziekten uitgebroken. Dit komt vooral voor op bedrijven waar veel dieren in dezelfde ruimte worden gehouden. Vaak gaat het om productiedieren. Deze dieren gaan ook regelmatig op transport. Om alles goed in de gaten te kunnen houden, worden de dieren geregistreerd. Registratie wordt gedaan via identificatie van het dier.

Slide 13 - Tekstslide

Identificatie
  • Een dier beschrijf je door het geven van een signalement. Sommige dieren zijn gemakkelijk te herkennen. Maar wat doe je als dieren veel op elkaar lijken of als er heel veel dieren van die soort zijn? 

Slide 14 - Tekstslide

Dieren herkennen
hulpmiddelen voor identificatie. 
  • je kunt gebruik maken van oormerken, tatoeages, ringen, chippen en stamboekpapieren. 
  • Sommige dieren hebben een paspoort. 
  • Bij diefstal van je dier moet je een zeer nauwkeurige beschrijving geven. Je geeft dan een signalement van het dier.  

Slide 15 - Tekstslide

Unieke herkenningstekens
  • Een signalement van hond/kat van de buurman gaat nog wel. 
  • dieren in grote aantallen bij elkaar wordt het lastig
  • de eigenaar/fokker geeft dan vaak een ‘herkenningsteken’ aan een dier. 
  • b.v.een eigen, uniek nummer zijn. 
  • er zijn dan geen andere dieren met hetzelfde herkenningsteken.  

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Oormerk
Koeien, varkens, schapen, geiten en ‘wilde’ runderen krijgen een oormerk om ze te kunnen identificeren. De dieren worden al op jonge leeftijd gemerkt. Ze houden dit oormerk hun leven lang.

Slide 18 - Tekstslide

Barcode
Op de oormerken is een zogenaamde barcode (streepjescode) aangebracht. De streepjescode bevat enorm veel informatie. De veehouder kan met die streepjescode zijn dieren uit elkaar houden. 

Slide 19 - Tekstslide

Tatoeage bij konijnen
  • konijn voor de fok of als lid van een fokvereniging, 
  • konijnen getatoeëerd. 
  • Bij het tatoeëren wordt met een naaldjestang de code in de oren geprikt. 
  • Daarna wordt er inkt in de prikgaatjes gewreven. 
  • Daardoor blijft de code zichtbaar. 

Slide 20 - Tekstslide

Ringen
  • Vogels/kippen waarmee je fokt, ring je. 
  • Je kunt ze aan hun ring dan identificeren. aanbrengen alleen als dier jong zijn
  • Voor elke vogelsoort is er weer een ander type ring met een eigen code. 
  • Veel vogels mag je in Nederland alleen houden als ze een ring om hebben. Je weet dan zeker dat ze in gevangenschap gefokt zijn. 
  • Geen ring = gevangen = verboden. 

Slide 21 - Tekstslide

Chippen
  • nieuw dierherkenning is de microchip. 
  • Zo’n chip heet ook wel ‘responder’. 
  • wordt onder de huid ingebracht. 
  • kan veel informatie opgeslagen worden. 
  • Alle sportpaarden in Nederland moeten gechipt zijn in linkerhalsvlakte
  • De chip breng je aan in de  van het paard. honden/katten chip jin de ruimte tussen de schouderbladen
  • Dat gebeurt voordat de jongen het nest verlaten.  

Slide 22 - Tekstslide

Stamboekpapieren
  • Bij een chip- of tatoeagenummer horen gegevens. Deze gegevens staan meestal op een stamboekformulier. Bij paarden staan de gegevens tegenwoordig ook in een paardenpaspoort. Honden en katten hebben ook een paspoort. In dit paspoort staan meer gegevens dan alleen de afstamming. De dierenarts noteert hierin bijvoorbeeld ook alle inentingen die het dier heeft gekregen.  

Slide 23 - Tekstslide

1 Voedingsbehoefte en voersamenstelling
1.1 Vleeseters, alleseters en planteneters

Les1 
2 Gezondheidscontrole uitvoeren en hygiënisch werken
2.7 Hygiënische maatregelen bij geboorte 

Les 14
Gezonde dieren

Slide 24 - Tekstslide

Inleiding
Boer Jansen komt op stal en ziet een schaap in de kraamstal onrustig met een pootje schrapen. Ook komen er wat druppeltjes melk uit de volle uier en slijm uit de vulva. Dit zijn typische kenmerken voor een naderende geboorte. De boer weet dat het nu niet lang meer kan duren voor het schaap gaat lammeren. Soms gaat bij een geboorte alles vanzelf, maar er kan ook veel misgaan. Een goede hygiëne kan helpen om infecties te beperken. Een geboorte kent verschillende fasen. 

Slide 25 - Tekstslide

Voorbereiding
Wanneer je fokt moet je een kraamstal of kraamplek inrichten. Bij een kraamstal zijn enkele zaken van belang.
  • De stal moet voor de verzorger goed te bereiken zijn 
  • er moet voldoende ruimte zijn
  • de ruimte tocht- en waterdicht is. 
  • Er moeten een watervoorziening, emmers en een kraamkist zijn. 
  • In de kraamkist zitten hulpmiddelen om tijdens en na een geboorte te gebruiken. 


Slide 26 - Tekstslide

Een naderende geboorte herken je aan de volgende signalen:

  • volle uiers waaruit soms wat melk druppelt
  • afwijkend gedag van het moederdier: onrustiger, rustiger, minder vriendelijk, aanhankelijker, niet meer eten
  • slijm bij de vulva
  • een waterblaas

Slide 27 - Tekstslide

De geboorte van een zoogdier kent, net als bij de mens, verschillende fasen:
  • De voorbereidingsfase: melkklieren en vulva zwelt op 
  • De ontsluitingsfase:  onrust , afzonderen, eerste weeën
  • De uitdrijvingsfase: Persweeën , waterblaas
  • De nageboortefase: de placenta/moederkoek en resten moet er binnen twee uur volledig uit zijn. 

Slide 28 - Tekstslide

Abortus
  • Is zwangerschap af breken. 
  • Bij dieren noem je een miskraam een abortus, volgt altijd onderzoek 
  • misschien doordat moeder geïnfecteerd was met een ziekte, in quarantaine. doodgeboren dier kan ook onderzocht worden. 
  • gebeurt alleen als er een epidemie is van een bepaalde ziekte.  



Slide 29 - Tekstslide

Destructie
  • Destructie 
  • Kleine kadavers breng je naar de dierenarts. 
  • Grote kadavers, zoals van koeien, schapen en paarden, meld je aan bij een verwerkingsbedrijf, 
  • Als het dier een oormerk draagt, moet je altijd de identificatiecode vermelden. 

  •  



Slide 30 - Tekstslide

Nazorg
  • Verstikking; dier stikt als de vruchtvliezen niet breken. 
  • Onderkoeling; voorkom je door te zorgen dat de nat geboren jongen snel droog zijn. 
  • Infecties; infecties bij het jong, maar ook bij de moeder, kun je alleen voorkomen door een schone omgeving, moeder wassen en desinfecteren, persoonlijke en bedrijfshygiënische maatregelen 
  • Onvoldoende opname van voedsel Meestal gaat dit vanzelf, moederdier het jong niet accepteren, geen goede of niet genoeg melk geven of overlijden
  • Verstoting of doodbijten door de moeder; het komt voor dat het moederdier het jong niet accepteert of zelfs vertrapt of doodbijt. Soms komt dit door groepshuisvesting. 



Slide 31 - Tekstslide

Quarantaine
  • Quarantaine is het apart houden van mensen en dieren voor een bepaalde tijd, bijvoorbeeld voordat ze een land binnengaan.  
  • doel is het verminderen van het risico op verspreiding van een ziekte. 
  • Quarantaine kun je ook preventief toepassen.   
  • Elke ziekte heeft een incubatietijd
  • Ook als het dier zelf niet ziek wordt, kan het nog steeds andere dieren besmetten. 



Slide 32 - Tekstslide

Opdrachten
  • Vragen maken en laten controleren
  • Praktijkopdrachten maken en laten controleren

Slide 33 - Tekstslide