HS 5 Intro & Opsomming- Examenidioom

¡Bienvenidos a la clase de español!
En la mesa: 
TB, WB & idioomwoordenlijst. 
1 / 55
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpaansMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 55 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

Onderdelen in deze les

¡Bienvenidos a la clase de español!
En la mesa: 
TB, WB & idioomwoordenlijst. 

Slide 1 - Tekstslide

El programa:

  1. Intro HS 5 
  2. Opsommingswoorden: uit hoofd leren en oefenen. 
  3. Cierre
Objetivos:

Na deze les kun/ken je...
  • iets over Bilbao vertelen en
  • je hebt de opsommingswoorden geoefend en uit je hoofd geleerd. 

Slide 2 - Tekstslide

Capítulo 5: 
Intro: El dinero viene y va 
TB blz. 54 &
 WB blz. 50







.



Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Bilbao
  • Ciudad en el País Vasco
  • Museo Guggenheim
  • Ciudad moderna

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

País Vasco

  • Norte de España
  • Capital: Vitoria Gasteiz 
  • Castellano y euskera

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Video

Capítulo 5: 
El dinero viene y va
Instrucciones:
 
1. Leer: el texto TB blz. 54.
2. Hacer: WB blz. 50 oef. 1 (a,b,c,d)  



timer
10:00

Slide 9 - Tekstslide

Corregir ejercicios 1 WB blz. 50

  • Corregimos todos  ejercicio 1
  • Hacer: pág. 51 ejercicio 2
timer
7:00

Slide 10 - Tekstslide

Signaalwoorden – je kunt ze beschouwen als de verkeersborden van je tekst!

Slide 11 - Tekstslide

Wat zijn signaalwoorden en wat doen ze?

  • Signaalwoorden geven een seintje dat een zin een opsomming, een tegenstelling, een oorzaak, een conclusie, enz. weergeeft. 
  • Door signaalwoorden kun je de tekst beter begrijpen.

Slide 12 - Tekstslide

De examenidioom woordenlijst bevat signaalwoorden:
A. Vraagwoorden ✅
B. Opsommingswoorden
C. Tegenstellingen
D. Oorzaak
E. Gevolg
D. Conclusie/ samenvatting

Slide 13 - Tekstslide

Opsomming
Zaken worden achter elkaar genoemd.






Slide 14 - Tekstslide

Voorbeelden van signaalwoorden die horen bij OPSOMMING:
  • ten eerste, ten tweede, ten derde (enz.)
  • bovendien
  • ook
  • en

Slide 15 - Tekstslide

Opsomming in het Spaans
y
también
además
bo..
además de
be..
incluso
ze...
ni siquiera
n... ... t   e... ...s
tampoco
ni
n...
primero... segundo
tanto... como
z... w ... l  a ... s
no sólo... sino también
n... ... t
timer
10:00

Slide 16 - Tekstslide

De volgende woorden zijn signaalwoorden van OPSOMMING in het Nederlands:
A
ten eerste, ten tweede, ook verder
B
vervolgens, toen, terwijl, ten slotte
C
kwadraat, breuk, deelsom, optelsom
D
plus, min, eraf, erbij, keer

Slide 17 - Quizvraag

Wat is een opsomming?
A
Dat betekent dat er een som staat in de tekst.
B
Als er in een zin of tekst een opsomming wordt gemaakt van iets.
C
Dat betekent dat er iets wiskundigs wordt besproken in de tekst.
D
Als er een eind wordt gemaakt aan een verhaal.

Slide 18 - Quizvraag

Wat betekent:
no sólo... sino también
A
en
B
niet allen... maar ook
C
noch
D
zowel... als

Slide 19 - Quizvraag

Wat betekent:
y
A
ook
B
zelfs
C
en
D
niet eens

Slide 20 - Quizvraag

Wat betekent:
ni
A
primero... segundo
B
en
C
ook niet
D
noch

Slide 21 - Quizvraag

Wat betekent:
incluso
A
zowel... als
B
ook niet
C
zelfs
D
ook

Slide 22 - Quizvraag

Wat betekent:
además
A
ook
B
noch
C
zelfs
D
en

Slide 23 - Quizvraag

Wat betekent:
primero... segundo
A
zowel... als
B
bovendien
C
behalve
D
ten eerste... ten tweede

Slide 24 - Quizvraag

Wat betekent:
ni siquiera
A
niet eens
B
zowel ... als
C
ook niet
D
bovendien

Slide 25 - Quizvraag

Wat betekent:
también
A
ook niet
B
noch
C
ook
D
zelfs

Slide 26 - Quizvraag

Wat betekent:
tanto... como
A
ten eerste... ten tweede
B
ook niet
C
niet eens
D
zowel... als

Slide 27 - Quizvraag

Wat betekent:
además de
A
behalve...
B
ook niet
C
en
D
noch

Slide 28 - Quizvraag

Wat betekent:
tampoco
A
ook
B
ook niet
C
niet eenz
D
zelfs

Slide 29 - Quizvraag

Vocabulario

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Video

¡Hasta la próxima clase!

Slide 32 - Tekstslide

Ejercicio 3a, b y c, la página 52 WB + pág. 55 TB
Soluciones de B
  1. Trui / blauw / wel
  2. Zapatos / - / niet
  3. Broek / zwart / niet
Soluciones de C
  1. V
  2. V
  3. F
  4. V
  5. V

Slide 33 - Tekstslide

Ejercicio 4a y b, la página 52 y 53 WB + pag. 55 TB
  • Ahora haz La parte A: Combina las palabras  españolas con la traducción holandesa. Las palabras están en fuente A

  • Luego, La parte B: Busca la traducción de estas frases en la fuente A

  • Corrige con hoja de respuesta
  • ¿Has terminado? Ya puedes fijarte en la parte 4C hablar
timer
7:00

Slide 34 - Tekstslide

Ejercicio 4c, la página 53 WB, pág 55 TB
  • Habla con un compañer@
  • Utiliza las frases del ejercicio B
  • Después cambia de papel

  • Una pareja va a hablar al resto de la clase
timer
3:00

Slide 35 - Tekstslide

Objetivos 
Na deze les kun/ken je...
- … het persoonlijk voornaamwoord als lijdend voorwerp gebruiken.
-... over kleden, kleuren en accesoires praten
-...iets over Bilbao vertelen.

Slide 36 - Tekstslide

Hola, ¿Cómo estás hoy?
Estoy bien
¡Estupendo!
Más o menos
Cansado
Tengo hambre
No muy bien :/
Tengo sueño
Tengo sed
Quiero vacaciones
Quiero aprender español

Slide 37 - Poll

El médico
el dolor
sano
¡Qué te mejores!
El cuerpo
La fiebre
Me duele(n)...
La cabeza
¿Qué te pasa?
Me siento...
Te sientes
de dokter
het lichaam
Jij voelt je
ik voel me
de pijn
Wat is er aan de hand?
de koorts
het hoofd
beterschap
gezond
Mij doet / doen pijn....

Slide 38 - Sleepvraag

De voornaamwoorden die horen bij een complemento indirecto zijn...
A
me, te, se, nos, os, se
B
me, te, le, nos, vos, les
C
me, te, le, nos, os, se
D
me, te, le, nos, os, les

Slide 39 - Quizvraag

¿Cuáles son los pronombres personales de complemento indirecto?

Me = (aan) mij
Te = (aan) jou
Le = (aan) hem/haar/u enkelvoud
Nos = (aan) ons
Os = (aan) jullie
Les = hun (aan hen)/ u meervoud 
*Aan denk je erbij, maar schrijf je er niet bij

Slide 40 - Tekstslide

Het juiste voornaamwoord die horen bij de complemento indirecto hieronder is:

Ik koop (comprar) een boek voor haar.
____ compro un libro.

A
Le compro un libro
B
Te compro un libro
C
Os compro un libro
D
Nos compro un libro

Slide 41 - Quizvraag

Bilbao se encuentra en:
A
El país Vasco
B
Cataluña
C
Andalucía
D
Zaragoza

Slide 42 - Quizvraag

En Bilbao se hablan dos idiomas: ___________, ___________.
A
Español y Holandés
B
Español y Francés
C
Español y Euskera
D
Español y Portugués

Slide 43 - Quizvraag

El museo más famoso de Bilbao se llama:
A
Van Gogh
B
Prada
C
Hermitage
D
Guggenheim

Slide 44 - Quizvraag

La ropa

Slide 45 - Tekstslide

Vocabulario
 Vocabulario: 
La ropa, accesorios y colores

Oefenen:
Hoofdstuk 5 
Ejercicio 2 ( a, b)
Ejercicio 4 (a, b)


timer
5:00

Slide 46 - Tekstslide

Complemento directo

Slide 47 - Tekstslide

El complemento directo
Lo                                          mannelijk enkelvoud

La                                          vrouwelijk enkelvoud 

Los                                       mannelijk meervoud

Las                                        vrouwelijk meervoud

Slide 48 - Tekstslide

El complemento directo

Slide 49 - Tekstslide

Complemento directo

Slide 50 - Tekstslide

Slide 51 - Video

El complemento directo
Lo                                          mannelijk enkelvoud

La                                          vrouwelijk enkelvoud 

Los                                       mannelijk meervoud

Las                                        vrouwelijk meervoud

Slide 52 - Tekstslide

El complemento directo

Slide 53 - Tekstslide

#Fluisteren
  • Maak de opdracht 14.
  • Extra opdracht 


Slide 54 - Tekstslide

Leerdoel: ik weet hoe je het lijdend en meewerkend voorwerp kunt vinden in een zin
No

Slide 55 - Poll