3.4 Uitscheiding

3.4 Uitscheiding
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 2

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

3.4 Uitscheiding

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

* Ik ken de 3 organen van het uitscheidingsstelsel
* Ik ken het verschil tussen afvalstoffen en nuttige stoffen
* Ik kan de functies van de organen benoemen

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Nieren
Filteren van het bloed.

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ligging van de nieren en urineblaas
Via welk bloedvat komt zuurstof bij de
nieren?

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Delen van de nieren


(nierschors en niermerg)
Verwijderen de afvalstoffen,
te veel water, te veel zouten en
andere schadelijke stoffen > urine

(nierbekken)
Hier wordt de urine verzameld

(urineleider)
Vervoert urine naar de blaas

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leven met zeer slechte nieren?

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 7 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 8 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Andere uitscheidingsorganen
Huid en de longen

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat gebeurt er in je lichaam?
Uitscheiding is het verwijderen van stoffen waarvan er teveel in het bloed komen


De longen, lever, nieren en huid zijn uitscheidingsorganen

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

uitscheidingsorganen
Longen

Lever

Nieren

Huid


uitscheidingsorgaan dat giftige stoffen zoals medicijnen en alcohol omzet in minder schadelijke stoffen en oude rode bloedcellen afbreekt en er gal van maakt
uitscheidingsorganen; halen giftige stoffen, overbodige stoffen en overtollige stoffen zoals zouten en water uit het bloed
uitscheidingsorgaan dat water en zouten uitscheidt door zweten; de huid beschermt je tegen ultraviolette stralen van de zon en tegen ziekteverwekkers en helpt je ook bij het afkoelen
uitscheidingsorganen; hierin zitten vele longblaasjes waarin gaswisseling plaatsvindt; je ademt lucht met zuurstof in en water(damp) en koolstofdioxide uit

Slide 11 - Tekstslide

uitleg
Afval in je lichaam
Uitscheidingsorganen:

-longen
- huid
- lever
- nieren

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Kijk naar het diagram van de afbeelding. Je ziet de invloed van de bloeddruk op:
• de hoeveelheid bloed die door de nieren stroomt
• de hoeveelheid urine die in de nieren ontstaat

Welke uitspraak over dit diagram is juist?
A
Als de bloeddruk gelijk blijft, wordt meer urine gevormd.
B
Als er meer urine ontstaat, stijgt de bloeddruk.
C
Hoe hoger de bloeddruk, hoe meer bloed er door de nieren stroomt.
D
Hoe hoger de bloeddruk, hoe meer urine er ontstaat.

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk onderdeel vervoert het urine naar de blaas?
A
Nierbekken
B
Urineleider
C
Urinebuis
D
Niermerg

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke deel of delen van de nier halen de afvalstoffen en overtollig zout en water uit het bloed?
A
Nierbekken en nierschors
B
Niermerg en nierbekken
C
Nierschors
D
Niermerg en nierschors

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Volgende les: Immuunsysteem
Om over na te denken: Wel of niet vaccineren voor Covid-19?

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Huiswerk: opdrachten van 3.4 

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies