3.5 tegenstellingen

• Nederlands
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 1

Woordenschat

oefenen met tegenstellingen

leerdoelen

• je kent de drie manieren om een tegenstelling te maken.
  
• je weet wat een voorvoegsel is.
• je kent de signaalwoorden die een tegenstelling aangeven.

1. basiswoord plus een voorvoegsel
populair voorzichtig direct	im populair on voorzichtig in direct

2. het ene voorvoegsel wordt vervangen door een ander.
in pakken voor standers op bouwen	uit pakken tegen standers af bouwen

3. een heel ander woord.
verliezen vrolijk vergeten	winnen somber onthouden

Een tegenstelling volgt vaak na een signaalwoord, zoals:

maar, daarentegen, echter, anderzijds, echter, evenwel, hoewel, aan de andere kant, tegenover

Op welke manier is de tegenstelling gemaak?

identiek <-> verschillend

1. basiswoord + voorvoegsel
2. vervangen van voorvoegsel
3. heel ander woord

Op welke manier is de tegenstelling gemaak?

relevant <-> irrelevant

1. basiswoord + voorvoegsel
2. vervangen van voorvoegsel
3. heel ander woord

Op welke manier is de tegenstelling gemaak?

aanzetten <-> uitzetten

1. basiswoord + voorvoegsel
2. vervangen van voorvoegsel
3. heel ander woord

leken

mentale

essentiële

globaal

emigreren

weinig

conditie

gedetailleerd

irrelevante

fysieke

fit

immigreren

deskundigen

basiswoord

plus

voorvoegsel

vervang voorvoegsel

heel ander woord

legaal

illegaal

vertrouwen

wantrouwen

inschakelen

uitschakelen

productief

improductief

aanvallen

verdedigen

boeiend

saai

goedkeuren

afkeuren

leken

deskundigen

door dik en

van de wieg tot het

zonder kop of

plussen en

lief en

tussen hoop en

met vallen en

dun

staart

minnen

vrees

leed

graf

opstaan

Noem twee dingen die je deze les hebt geleerd.

Wat?	§ 3.5 Woorden: Opdrachten zie werkwijzer
Hoe?	Ta!ent boek / mapje
Hulp?	Lesboek, klasgenoot, internet
Op-brengst?	Opdrachten van de werkwijzer gemaakt
Leerdoel?	Woordvorming met een samenstelling en afleiding
Klaar?	Muurkrant opdracht 6