1k taalverzorging H5 Bijvoeglijke naamwoorden

- Over bijvoegelijke naamwoorden

Hoofdstuk 5      blz. 116 t/m 121
blz. 132+133
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

- Over bijvoegelijke naamwoorden

Hoofdstuk 5      blz. 116 t/m 121
blz. 132+133

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Wat zijn bijvoeglijke naamwoorden?
A
de, het , een
B
slimme, mooie, rode
C
fiets, boek, volleybal
D
lopen, werken, denken

Slide 4 - Quizvraag

Wat is het bijvoeglijk naamwoord?

De normaalste zaak van de wereld.
A
de
B
normaalste
C
zaak
D
wereld

Slide 5 - Quizvraag

De bijvoeglijke naamwoorden:

De spectaculaire wedstrijd zorgde voor grote vreugde bij de enthousiaste fans
A
spectaculaire, enthousiaste
B
spectaculaire, grote
C
spectaculaire, enthousiaste, grote
D
spectaculaire, grote, fans

Slide 6 - Quizvraag

Bijvoeglijke naamwoorden:

Dat arme meisje heeft een gebroken hart

Slide 7 - Open vraag

Bijvoeglijke naamwoorden:

Mijn lieve moeder had gouden oorbellen in haar nylon tas gestopt

Slide 8 - Open vraag

In elke zin staat een bijvoeglijk naamwoord
A
Juist
B
Onjuist

Slide 9 - Quizvraag

De brand heeft het oude boerderijtje verwoest.
________
A
werkwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
bijvoeglijk naamwoord
D
voorzetsel

Slide 10 - Quizvraag

De brand heeft het oude boerderijtje verwoest.
______________
A
werkwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
bijvoeglijk naamwoord
D
voorzetsel

Slide 11 - Quizvraag

De brand heeft het oude boerderijtje verwoest.
_______
A
werkwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
bijvoeglijk naamwoord
D
voorzetsel

Slide 12 - Quizvraag

timer
15:00
blz. 132+133

Slide 13 - Tekstslide

Nakijken

Slide 14 - Tekstslide

Nakijken

Slide 15 - Tekstslide

Nakijken

Slide 16 - Tekstslide

Nakijken

Slide 17 - Tekstslide

Nakijken

Slide 18 - Tekstslide

Evaluatieopdracht:

Kies minimaal één van de onderstaande opdrachten.

- Schrijf één nieuw ding op dat je geleerd hebt.

- Schrijf één ding op waar je beter in geworden bent.

- Schrijf één ding op waarbij je een ander hebt geholpen

timer
2:00

Slide 19 - Tekstslide