1 havo 20052025

• Frans
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 1

Qu'est-ce qu'on va faire?

• Kleuren lesson-up
• Répéter le grammaire
• Oefenblad
• Zinnen oefenen met Kahoot
• Zelfstudie

Doel: Voorbereiding op SO maandag 26 mei

De kleuren in het Frans?

Wat voor kleur is vert?

1. 
2. 
3. 
4. 

Wat voor kleur is rouge?

1. 
2. 
3. 
4. 

Wat voor kleur is "bleu"?

1. 
2. 
3. 
4. 

Wat voor kleur is "jaune"?

1. 
2. 
3. 
4. 

Wat voor kleur is "blanc"?

1. 
2. 
3. 
4. 

Wat voor kleur is "marron"?

1. 
2. 
3. 
4. 

Grammaire

Bonjour,

Je m’appelle Sara. J’ai habité en France, à Paris. Maintenant, j’habite au Maroc. Pendant les vacances, j’ai travaillé dans une boulangerie. J’ai mangé beaucoup de croissants :)

J’ai aussi visité les Pays-Bas. J’ai adoré Amsterdam! Avec ma soeur, nous avons dansé au camping et nous avons rencontré deux garçons sympas! ;-)

Au revoir!

Grammaire

Je mange une pizza

J'ai mangé une pizza

Ik eet een pizza (présent = nu, vandaag, op dit moment)

Ik heb een pizza gegeten (passé composé = een uur terug, gisteren)

Passé composé

Voltooid tegenwoordige tijd

Stappenplan 

1. Onderwerp (je/tu/il/elle/on/nous/vous/ils/elles)

2. Vorm van avoir (ai/as/a/avons/avez/ont)

3. Voltooid deelwoord (hele werkwoord -er, +é) 

Manger --> mang --> mangé 

Passé composé

J'ai mangé                                        Ik heb gegeten

Tu as mangé                                    Jij hebt gegeten

Il/elle/on a mangé                             Hij/zij/men heeft gegeten

Nous avons mangé                          Wij hebben gegeten

Vous avez mangé                           U heeft gegeten/jullie hebben gegeten

Ils/elles ont mangé                           Zij hebben gegeten

Grammaire

Beantwoord de volgende vragen: 

1. In welke tijd speelt de passé composé zich af?

2. Uit welke drie onderdelen bestaat de passé composé?

3. Welk hulpwerkwoord wordt gebruikt?

4. Hoe wordt het voltooid deelwoord gemaakt? 

Présent (tegenwoordige tijd)

• Hele werkwoord -er
• Vaste uitgang 

Parler --> parl

Je parle

Tu parles

Il/elle/on parle

Nous parlons

Vous parlez

Ils/elles parlent

Passé composé (voltooid tegenwoordige tijd)

1 - onderwerp

2 - vorm van avoir

3 - voltooid deelwoord (ww -er + é) 

J'ai parlé

Tu as parlé

Il/elle/on a parlé

Nous avons parlé

Vous avez parlé

Ils/elles ont parlé 

Parler

2x gooien met dobbelsteen

- 1e keer: persoonlijk voornaamwoord

- 2e keer: werkwoord

woord 1 + woord 2 = een goede vorm in de passé composé

je + travailler = j'ai travaillé 

nous + danser = nous avons dansé 

1e keer gooien

1 = je

2 = tu 

3 = il/elle/on

4 = nous

5 = vous

6 = ils/elles

2e keer gooien

1 = danser

2 = manger 

3 = adorer

4 = regarder

5 = chanter

6 = fêter

Oefenblad

Kahoot

Zinnen A en B

Zelfstudie

Les devoirs

SO!

Bonne chance tout le monde!!