Woordenschat hf. 1, 2, en 4 3H

Stijlfiguren 3H
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 4 videos.

Onderdelen in deze les

Stijlfiguren 3H

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Herhaling 2H
Woordenschat hf. 1, 2 en 4
We sluiten dit onderdeel af met een schrijfopdracht.

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Herhaling 2H
Vergelijking met als:
Zo snel als een aap.
Zo groot als een reus.
Je bibbert als een rietje.

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Sleep het object bij het juiste beeld.
dik
sluw
gek
dom
traag

Slide 4 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Beeld en object
Zo ziek als een hond.
ziek: object
hond: beeld

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Beeld en object
Zo groen als gras.
groen: object
gras: beeld

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Woordenschat hf. 1
  • herhaling
  • tegenstelling
  • opsomming
  • bijzondere opsommingen: drieslag, climax, omgekeerde climax 

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Herhaling
Je herhaalt iets letterlijk om er de nadruk op te leggen.
  • Ik wil jou nooit, maar dan ook echt nooit meer zien!
  • Het is hier vies, vies, vies!

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Tegenstelling
  • We steunen elkaar door dik en dun.
  • We blijven in ziekte en gezondheid bij elkaar.
  • De rijkste man in het dorp moet op de kleintjes letten.

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opsomming
  •  Stop eens met klagen, zaniken en zeuren.
  • Ik kan wel dansen, zingen en schreeuwen van vreugde.

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Drieslag
Dit stijlfiguur wordt  gebruikt om iets kracht bij te zetten. Het klinkt lekker en blijft goed hangen.

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorbeelden drieslag:
  • Bloed, zweet en tranen.
  • Hij kwam, zag en overwon.
  • Geloof, hoop en liefde.
  • Vrijheid, gelijkheid, broederschap.

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Climax
Een opsomming die steeds sterker wordt:
  • Hij voetbalt goed, uitstekend zelfs, hij is gewoon de allerbeste!
  • Snel, sneller, snelst!

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 14 - Video

climax
Omgekeerde climax/Anti-climax
Je zwakt een uitspraak steeds verder af:

  • Dit was echt een gave film, nou ja, ik vond hem wel mooi, of ja, best aardig.

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 16 - Video

anti-climax
Woordenschat hf. 2
  • hyperbool
  • understatement
  • eufemisme 

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hyperbool
Je overdrijft als je een hyperbool gebruikt.
  • Ik sta hier al eeuwen te wachten.
  • Brrr, we staan hier te bevriezen in de kou.
  • Je kunt nog geen seconde je mond dichthouden!

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Understatement
Je maakt iets minder groot, mooi, goed, dan het eigenlijk is.
  • 'Het had erger gekund,' zei Jaap toen hij bij z'n afgebrande huis en auto stond.
  • Messi speelt best aardig potje voetbal.



Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 20 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Eufemisme
Je zegt iets zo dat het minder er of hard overkomt.
  • Ze is van ons heengegaan.
  • Onze buurvrouw is volslank.
  • Wij hebben een interieurverzorgster.

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Woordenschat hf. 4
  • pleonasme
  • tautologie 

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 23 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Pleonasme
Een pleonasme is een combinatie van twee woorden waarbij het ene woord de eigenschap van het andere woord herhaalt, bijvoorbeeld: ronde cirkel. Het bijvoeglijk naamwoord ronde heeft dezelfde betekenis of eigenschap als het zelfstandig naamwoord cirkel. Je gebruikt dus een woord dat overbodig is.

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Tautologie
Een tautologie is een combinatie van woorden met dezelfde betekenis, bijvoorbeeld: Ik wilde komen maar er kwam echter iets tussen. In deze zin wordt de betekenis van maar herhaald door echter. Je kunt dus makkelijk een van de twee weglaten.
Soms wordt een tautologie met opzet gebruikt om iets kracht bij te zetten, bijvoorbeeld: Je mag hier nooit en te nimmer meer naar binnen!

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zijn beide armen en benen waren gebroken, dus de schade viel reuze mee.
A
Hyperbool
B
Understatement
C
Eufemisme
D
Drieslag

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Ik wil je nooit, maar dan ook nooit meer zien!
A
Hyperbool
B
Drieslag
C
Herhaling
D
Tegenstelling

Slide 27 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hij werd kwaad, woedend, nee, witheet toen hij dat zag.
A
Hyperbool
B
Climax
C
Drieslag
D
Opsomming

Slide 28 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hij dacht een auto te hebben gewonnen, maar het was zelfs geen fiets. Zijn prijs was een usb-stick.
A
Hyperbool
B
Climax
C
Omgekeerde climax
D
Drieslag

Slide 29 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Ik heb voor goed geld slechte spullen gekocht.
A
Eufemisme
B
Omgekeerde climax
C
Herhaling
D
Tegenstelling

Slide 30 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bij deze comedy moet je lachen, gieren, brullen!!!
A
Herhaling
B
Hyperbool
C
Opsomming
D
Drieslag

Slide 31 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hij gaf in een mondeling gesprek aan dat ik was afgewezen.
A
pleonasme
B
tautologie
C
opsomming
D
herhaling

Slide 32 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Je komt altijd en eeuwig te laat.
A
pleonasme
B
tautologie
C
herhaling
D
opsomming

Slide 33 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies