Samengestelde zinnen

Nederlands 28-2
Wat gaan we doen deze les?
  1. Spullen op tafel en telefoons in de tas
  2. Lezen in leesboek
  3. Huiswerkcontrole
  4. Opdracht bespreken
  5. Theorie Samengestelde zinnen
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 3

In deze les zitten 15 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Nederlands 28-2
Wat gaan we doen deze les?
  1. Spullen op tafel en telefoons in de tas
  2. Lezen in leesboek
  3. Huiswerkcontrole
  4. Opdracht bespreken
  5. Theorie Samengestelde zinnen

Slide 1 - Tekstslide

Huiswerkcontrole + nakijken
1 t/m 5 op blz. 30-31


  1. 1 t/m 4 op blz. 56-57

Slide 2 - Tekstslide

Belang van komma's 
De komma is belangrijker dan je denkt. Want verkeerd kommagebruik zet je lezer op het verkeerde been:


‘Ik hou van kinderen koken en lezen.’

  • Tenzij je een psychopaat bent die graag kinderen kookt, zet je een komma na kinderen.





Slide 3 - Tekstslide

Belang van komma's 
Juist gebruik van komma’s kan levens redden:

‘Eet je mee grootvader?’ 
  • is een uitnodiging om opa te verorberen.

‘Eet je mee, grootvader?’ 
  • is een verzoek aan je opa om samen te eten.

Slide 4 - Tekstslide

Spelen met komma's 
Mijn hobby's zijn mijn hond, koken en eten?
--> wat gebeurt er als je de komma weglaat?

De man riep: 'Wacht, niet schieten!' 
--> wat gebeurt er als je de komma achter 'niet' zet?

Slide 5 - Tekstslide

Opdrachten nakijken
Kijk kritisch je opdrachten na! 

Let ook goed op de hoofdletters! 

Slide 6 - Tekstslide

Wat valt je op?

Slide 7 - Tekstslide

Wat valt je op?

Slide 8 - Tekstslide

Samengestelde zinnen
Samengestelde zinnen zijn zinnen die aan elkaar zijn vastgeplakt door voegwoorden en bestaan uit twee of meerdere persoonsvormen.

Vóór een voegwoord plaats je een komma
en tussen twee persoonsvormen

Slide 9 - Tekstslide

Samengestelde zinnen
– Jelmer fietst naar huis. Robbert neemt de bus.
– Jelmer fietst naar huis, maar Robbert neemt de bus.

Soms verandert de volgorde van de woorden in het tweede deel van de zin.
Bijvoorbeeld:
– Daan koopt een nieuwe telefoon. Zijn oude is kapot.
– Daan koopt een nieuwe telefoon, omdat zijn oude kapot is.

Slide 10 - Tekstslide

Samengestelde zinnen
In een samengestelde zin kunnen naast de persoonsvormen nog meer werkwoorden staan. Bijvoorbeeld:
– De fietser wil (pv) graag doorrijden (geen pv), maar de weg is (pv) geblokkeerd (geen pv).

Slide 11 - Tekstslide

PV en OW in samengestelde zinnen
Persoonsvorm:  Zet de zin in een andere tijd. Je maakt van de tegenwoordige tijd verleden tijd, of andersom. De werkwoorden die veranderen, zijn persoonsvormen.
Bijvoorbeeld:
– Yilmaz bewaart alle leuke mails, zodat hij die later nog eens door kan lezen. 
– Yilmaz bewaarde alle leuke mails, zodat hij die later nog eens door kon lezen.

Slide 12 - Tekstslide

PV en OW in samengestelde zinnen
Onderwerp: Stel bij elke persoonsvorm de vraag: wie/wat + pv? Het antwoord is het onderwerp. Bijvoorbeeld:

 Yilmaz bewaart alle leuke mails, zodat hij die later nog eens door kan lezen. 
– Wie bewaart? → Yilmaz = ow
– Wie kan? → hij = ow

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Link

Opdrachten maken
1 t/m 4 op blz. 58-59

Slide 15 - Tekstslide