H3A, les 4

Programme 
  • contrôle des devoirs: voca + 25
  • le futur simple
  • vocabulaire: blooket AB
  • Devoirs: stencil: aller, avoir, être en faire, in futur + apprendre: bron AB page 48
Aan het eind van de les kun je:
- regelmatige ww in de futur simple zetten
- onregelmatige ww in de futur simple zetten
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Programme 
  • contrôle des devoirs: voca + 25
  • le futur simple
  • vocabulaire: blooket AB
  • Devoirs: stencil: aller, avoir, être en faire, in futur + apprendre: bron AB page 48
Aan het eind van de les kun je:
- regelmatige ww in de futur simple zetten
- onregelmatige ww in de futur simple zetten

Slide 1 - Tekstslide

Sleep de juiste Franse vertaling naar het Nederlandse woord
timer
1:00
Het bericht
de social media
geef mij!
veel plezier!
donne-moi!
le message
amuse-toi bien!
les réseaux sociaux

Slide 2 - Sleepvraag

Traduis en français:
denken

Slide 3 - Open vraag

Traduis en français:
dankzij

Slide 4 - Open vraag

Traduis en néerlandais:
la dent

Slide 5 - Open vraag

Traduis en néerlandais:
le sens de l'humour

Slide 6 - Open vraag

Traduis en néerlandais:
le truc

Slide 7 - Open vraag

Corrigez:  exercice 25 p. 41
A.
1 un visiteur
2 exister
3 Américain
4 savoir

B.
1 or
2 Le prix
3 cher
4 argent
5 pauvre


C.

coin presse

Slide 8 - Tekstslide

Le futur

Slide 9 - Woordweb

Le futur simple
Om te zeggen dat iets nog gaat gebeuren.  

  • Exemple: Je déménagerai en France.                                   Ik zal verhuizen naar Frankrijk. 
     





In het Nederlands doen we dat dus zo:
  • zullen + heel ww

Slide 10 - Tekstslide

Hoe maak je de futur simple?
  • heel ww + uitgang van avoir (ai, as, a, ons, ez, ont)
     
  • Bijvoorbeeld
    Vous (zullen verhuizen) 
     
  • Vous déménagerez  





Bij ww op
 -er, -re, -ir
verhuizen = déménager

Slide 11 - Tekstslide

Je
parler
Tu
parler
Elle
parler
Nous
parler
Vous
parler
Ils
parler
Parler au futur simple
ai
as
a
ons
ez
ont

Slide 12 - Sleepvraag

Hij zal eten (futur simple)

Slide 13 - Open vraag

Ik zal kiezen (futur simple)

Slide 14 - Open vraag

Attention!
 Bij de werkwoorden op -RE vervalt de laatste E. 



Bijvoorbeeld:
 
  • J'  (zal leren)  
  • J'apprendrai

leren = apprendre

Slide 15 - Tekstslide

Zij zal leren (vr. enk.)

Slide 16 - Open vraag

Le futur simple


Bij sommige werkwoorden is de stam van de futur onregelmatig.

Onregelmatige stammen in de futur
Bij sommige werkwoorden is de stam van de futur onregelmatig.
Die leer je uit je hoofd
être = ser
avoir = aur
faire = fer
aller = ir
pouvoir = pourr
vouloir = voudr
devoir = devr

Hier komt nog een uitgang achter
Zoals bijvoorbeeld ai, as, a, ons, ez, ont


Slide 17 - Tekstslide

Le futur simple
Je (zal zijn)                         zijn = être            (ser) is de stam
  • Je serai
Tu (zult doen)                   doen = faire         (fer) is de stam
  • Tu feras
Il (zal gaan)                        gaan = aller           (ir) is de stam
  • Il ira
Nous (zullen hebben)     hebben = avoir    (aur) is de stam
  • Nous aurons
Exemples

Slide 18 - Tekstslide

Traduis: Ik zal doen.
A
je fera
B
je farai
C
je fairai
D
je ferai

Slide 19 - Quizvraag

Traduis: Zij zal gaan
A
elle alla
B
elle ira
C
elle allai
D
elle irai

Slide 20 - Quizvraag

Traduis: jullie zullen hebben
A
vous arez
B
vous aurrez
C
vous aurez
D
vous aurons

Slide 21 - Quizvraag

Vous avez compris?
😒🙁😐🙂😃

Slide 22 - Poll

Slide 23 - Link

Au travail!
Faire: stencil van aller, avoir, être en faire  invullen 
Apprendre: bron AB page 48




timer
5:00

Slide 24 - Tekstslide