Les 3. Theater

1. Lesopening/Lesdoel          Module theater Les 3           
2. Terugblik                               Les 2         
3. Instructie                              Theorie doornemen                                     
4. Begeleid inoefenen          Opdrachten           
5. Zelfstandig werken          Opdracht 5 en 6           
6. Evaluatie
1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
ckvVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 3

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

Onderdelen in deze les

1. Lesopening/Lesdoel          Module theater Les 3           
2. Terugblik                               Les 2         
3. Instructie                              Theorie doornemen                                     
4. Begeleid inoefenen          Opdrachten           
5. Zelfstandig werken          Opdracht 5 en 6           
6. Evaluatie

Slide 1 - Tekstslide

1. Lesopening/Lesdoel
Deze les gaan we het hebben over wat er OP en ROND het theater gebeurd. 

Lesdoel:
- Kennis maken met alle wat rond het theater gebeurd.
- Kennis maken met alles wat op het theater gebeurd.
- Verschil weten tussen wat er op het theater en wat er rond het theater gebeurd. 

Slide 2 - Tekstslide

3. Instructie
THEATER OP EN RONDOM HET PODIUM
In, op en om het podium gebeurt van alles. Eigenlijk kunnen we het opsplitsen in twee delen: alles wat op het podium gebeurt en alles wat rondom het podium gebeurt.

RONDOM HET PODIUM Als we het hebben over alles wat rondom het podium gebeurt, dan hebben we het over: licht, geluid, podiumtechniek, decor, grime, kostuums, etc...

Met THEATERTECHNIEK bedoelen we de technische middelen die nodig zijn om een theater- voorstelling te realiseren. In het theater is suggestie een heel belangrijk middel om het publiek mee te voeren in een andere wereld. Theatertechniek is erop gericht deze suggestie te versterken.

Slide 3 - Tekstslide

2. Terugblik 
De vorige les ging over verschillende theatervormen waarbij we ons vooral bezighielden met cabaret.

Slide 4 - Tekstslide

LICHTTECHNIEK 

Bestaat uit het verzorgen van de theaterbelichting: 
- Het ophangen van theaterlampen op de juiste plaats in het theater en het aanbrengen van kleurenfilters, aan de hand van een lichtplan. 

- Het aanleggen van stroomvoorziening en bedieningskabels. 

- Het aansturen (aan en uit laten gaan en richten) van de theaterlampen tijdens de voorstelling.

Slide 5 - Tekstslide

Theaterbelichting kan de sfeer op het toneel enorm beïnvloeden. Kleurgebruik is daarbij van groot belang. Door middel van donkerblauwe filters kan bijvoorbeeld een nachtelijke sfeer bereikt worden, terwijl zachtgele filters het veel aannemelijker maken dat het gespeelde stuk op een zonnige dag plaatsvindt. Kleine nuances, bijna onmerkbaar voor het publiek, kunnen een bepaald effect dat de regisseur wil bereiken versterken.

Slide 6 - Tekstslide

Lichtrichting is een ander belangrijk hulpmiddel. Of een lamp van bovenaf of van onderaf een acteur beschijnt, maakt veel uit voor de indruk die de acteur maakt op het publiek. Dansers worden vaak met licht van opzij beschenen, omdat zo de contouren van het lichaam van de danser goed uitkomen en het de bewegingen benadrukt. Een theatervoorstelling werkt over het algemeen met een vast lichtplan, die als de voorstelling op reis gaat, steeds weer wordt opgebouwd. Vaak reizen technici van het uitvoerende theatergezelschap mee en werken samen met technici van de ontvangende zaal om het lichtplan uit te voeren.

Het volgende filmpje geeft een beeld van wat er zoal gebeurt achter de schermen van een reizende musical.

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Video

DECORTECHNIEK 

Met een decor wordt de plaats gemaakt waarin een theaterstuk zich afspeelt. Dit kan het nabootsen zijn van een ruimte zoals een kamer, maar kan ook een niet nader te benoemen omgeving zijn die meer een gevoel van het stuk weergeeft. Meestal maakt een decorontwerper in overleg met de regisseur en met hulp van decorbouwers een aantal wanden om bijvoorbeeld een kamer of kasteel aan te geven. Niet alleen wanden maar ook podia en trappen kunnen toegepast worden. Door verschillende decor onderdelen te wisselen (changeren) ontstaan er verschillende scénes. Dit changereren kan gedaan worden van links naar rechts of andersom (het zijtoneel op). Van voor naar achteren (het achtertoneel op). Maar ook steeds vaker worden decorstukken de hoogte in gechangeerd.

Slide 9 - Tekstslide

4. Begeleid inoefenen
Je krijgt twee opdrachten bij les 3 van theater. 

Opdr 5: vragen bij de voorstelling ‘On your feet’

Opdr 6: vragen bij filmpje hoe Edwin Jonker wordt ‘omgetoverd’ tot Beest voor de musical Beauty & the beast.

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Video

Slide 12 - Video

5. Zelfstandigwerken
Kijk nog een keer goed naar je antwoorden van vraag 5 en 6. 

Controleer of er geen rare spelfouten in zitten en dat het nette antwoorden zijn. 

Lever het document in bij je docent. 

Slide 13 - Tekstslide

6. Evaluatie
Om de module af te ronden, nog een paar vragen over wat jij vindt van theater. 

Slide 14 - Tekstslide

Wat heb je geleerd
van de lessen over theater?

Slide 15 - Woordweb

Welke vorm van theater
zou je een keer in het
theater willen zien?

Slide 16 - Woordweb

Wat vind je van theater?
Is je mening veranderd?

Slide 17 - Woordweb

Indien tijd, 
Hierna volgen de vragen die bij de filmpjes horen om te bespreken. 

Slide 18 - Tekstslide

Wat betekend DSM?

Slide 19 - Woordweb

DSM
Deputy Steeds Manager

Slide 20 - Tekstslide

Wat houden de werkzaamheden van Lisette in?

Slide 21 - Open vraag

Met welke personen heeft de DSM afspraken gemaakt wat betreft de voorstelling?

Slide 22 - Open vraag

Hoe laat mag het publiek plaatsnemen in de zaal?

Slide 23 - Open vraag

Noem 2 voorbeelden van mensen die Lisette moet oproepen voordat de voorstelling begint.

Slide 24 - Open vraag

Wat gebruikt Lisette om te communiceren met de geluidsman en de dirigent?

Slide 25 - Open vraag

Om de voorstelling te kunnen leiden maakt Lisette gebruik van een combinatie 2 onderdelen. Welke zijn dat?

Slide 26 - Open vraag

Slide 27 - Tekstslide

Hoe veel tijd kost het voordat Edwin het toneel op kan in zijn rol?

Slide 28 - Open vraag

Hoe beleeft Edwin de kap en grime zelf?

Slide 29 - Open vraag

Waarom wordt kap en grime als ‘kunst en ambacht’ omschreven als je kijkt naar de rol die Edwin speelt?

Slide 30 - Open vraag

Wat is volgens Edwin het mooiste moment uit de show?

Slide 31 - Open vraag

Waarom is de kleedkamer zo belangrijk voor een acteur?

Slide 32 - Open vraag

Waarom mist Edwin zijn kleedkamer tijdens deze voorstelling?

Slide 33 - Open vraag

*Plusopdracht of Klaaropdracht

Slide 34 - Tekstslide