H6 tm H9 herhaling

H6 tm H9 herhaling
1 / 70
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 70 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

H6 tm H9 herhaling

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoofdstuk 6: Tijd van regenten en vorsten (1600-1700)
  1. Waarom werd Nederland in deze periode een economische wereldmacht?
  2. Waarom koos Nederland geen koning?
  3. Wat vertelt het werk van Vermeer of Rembrandt over deze tijd?
  4. Leg uit waarom de Republiek een uitzondering was op het gebied van bestuur.

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

welke handel wordt de moedernegotie genoemd?
A
de VOC
B
de oostzeehandel
C
de WIC

Slide 3 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De VOC verhandelde vooral
A
Specerijen
B
Aardappels
C
Vlees
D
Maïs

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies



Een schip dat vanuit Amsterdam naar de landen rond de Oostzee vaart, is geladen met:
A
kaas, textiel en vis
B
wijn en olie
C
specerijen
D
graan en hout

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies



Een schip dat vanuit de landen rond de Oostzee naar Amsterdam vaart, is geladen met:
A
kaas, textiel en vis
B
wijn en olie
C
specerijen
D
graan en hout

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

In de vijftiende eeuw verslechterde in de kustgewesten de situatie in de landbouw: het water stond te hoog om graan te verbouwen. Ze konden nu alleen koeien houden die gingen grazen. 

Opschrijven:
Nederlandse boeren stapten over op rundveehouderij en verkochten luxe voedingsmiddelen als boter, kaas en slachtvee.

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Graan werd gehaald uit het Oostzeegebied. Deze meest winstgevende handel werd de Moedernegotie genoemd. Dus: Moedernegotie is de winstgevende graanhandel uit Oostzeegebied. 

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

*Een groot deel van deze handel ging via Amsterdam. Dit kwam omdat Antwerpen werd veroverd door de Spanjaarden. Handelaren en bankiers gingen hierop naar Amsterdam. 

Deze stad kon zo uitgroeien tot het centrum van het handelskapitalisme en van de wereld. Handelaren brachten goederen - zoals graan, wijn en wol - naar Amsterdam om het tegen een hogere prijs te verkopen. 

Dit alles werd opgeslagen op de Amsterdamse zolders en in de pakhuizen. Amsterdam werd de stapelmarkt van Europa. 

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Graanhandel met Oostzeegebied:  Moedernegotie 

  • Veel zuivelproducten, koeien op slechte grond

  • Oplossing: graan import uit Oostzeegebied; export zuivelproducten

  • Graanhandel met Oostzeegebied = moedernegotie 


Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Pakhuizen
Goederen werden opgeslagen om daarna verkocht te worden (stapelmarkt)

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Stapelmarkt

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Handelskapitalisme: Eerst investeren met als doel om winst te maken. 

Stapelmarkt: Stad of haven waar goederen worden opgeslagen in afwachting van tekorten en hogere prijzen elders. 

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Veel ondernemers investeerden hun winsten uit de moedernegotie in handelscompagnieen: onderneming van handelaren die investeringen, risico's en winsten met elkaar delen. 

Deze wilden ook reizen organiseren naar Azie. Hier had alleen Portugal echter een rechtstreekse zeeverbinding naar toe. Maar Portugal was inmiddels snel ingehaald door de Nederlandse schepen en innovatieve handelaren.. 

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

VOC: Verenigd Oostindische Compagnie, opgericht in 1602. 
WIC: West-Indische Compagnie, opgericht in 1621. 

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De VOC kreeg van de Staten-Generaal, die over de Buitenlandse politiek gingen, het handelsmonopolie op Azie. 

De WIC kreeg dit voor de handel met Afrika en Amerika, de beruchte driehoekshandel waar slavenhandel te vinden was. 

Handelsmonopolie
Afspraak om als enige te mogen handelen in bepaald product, land of gebied. 

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Er ontstond een wereldeconomie: systeem waarbij goederen uit verschillende werelddelen met elkaar worden verhandeld. 

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Oostzeehandel
In de 15e en 16e eeuw maakten Hollandse steden een snelle economische groei door.
Leg uit:
a) Welke rol speelde de Oostzeehandel hierbij?
b) Waarom wordt deze handel de ‘moedernegotie’ genoemd?

Slide 20 - Tekstslide

a) De Oostzeehandel zorgde ervoor dat Hollandse steden konden handelen in bulkgoederen zoals graan, hout en pek, wat leidde tot welvaart en ontwikkeling van de scheepsbouw, havens en handelshuizen.
b) Deze handel vormde de basis van de Nederlandse economische bloei. Het was de eerste structurele en winstgevende handelsactiviteit die de groei van steden zoals Amsterdam mogelijk maakte. Daarom wordt het de ‘moedernegotie’ genoemd.

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Staten-Generaal en Gewestelijke Staten
1588:
De Staten-Generaal roepen de Republiek uit.

Dit was een praktisch, geen idealistisch besluit! 

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bestuur van de Republiek: Staten-Generaal en Gewestelijke Staten

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Stadhouder en raadpensionaris

Stadhouder: opperbevelhebber van het Staatse leger.

Raadspensionaris: woordvoerder van gewest Holland (en dus machtig).

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Staatsgezinden 
Johan van Oldenbarnevelt
* vrede met Spanje
* beter voor de handel
1609 Twaalfjarig bestand
*gematigd calvinistisch 
* steden mochten zelf soldaten inhuren tegen boze oranjegezinden
Oranjegezinden 
Maurits van Oranje
* oorlog tegen Spanje
* verdienen: oorlogsproducten
1609 Twaalfjarig Bestand
* orthodox calvinistisch 
 * opperbevelhebber dus ondermijning gezag:
Van Oldenbarnevelt wordt veroordeeld voor landverraad

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lodewijk XIV
(a.k.a. de zonnekoning)
“Alle aandacht is gericht op de koning, hij is het aan wie alle wensen gericht worden. Alleen hij ontvangt blijken van respect, alleen hij is de bron van alle verzuchtingen. Men verwacht, men doet niets zonder hem. […] De koning, die geboren is om alles te bezitten en iedereen te bevelen, is slechts verantwoording schuldig aan God. […] De wil van de koning is dat eenieder die geboren is als zijn onderdaan hem gehoorzaamt in alles en zonder uitzondering. Geen enkel ander grondbeginsel van het christendom is meer gevestigd dan deze nederige onderwerping van de onderdanen aan hem die hun voorbestemd is.” (Lodewijk XIV in 1661)

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

absolutisme = regeringsvorm waarin een vorst de volledige macht in handen heeft en geen verantwoording schuldig is tegenover zijn onderdanen of een parlement.

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Het Rampjaar (1672)
Republiek werd aangevallen door een coalitie van:
- Frankrijk, 
- Engeland, 
- bisdom 
Keulen 
-bisdom 
Münster.

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De S-G benoemen weer een stadhouder: Willem III
Weet de opmars van Lodewijk XIV te stoppen
Maar dit kost zoveel geld dat mede daardoor een einde komt aan de GOUDEN EEUW

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Willem III stadhouder-koning
1688: The Glorious Revolution

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De wetenschappelijke revolutie
- Ontdekkingsreizen droegen bij aan een nieuw wereld- en mensbeeld
- Kerk accepteerde veel nieuwe inzichten
- Copernicus zijn opvattingen gingen echter te ver
- Heliocentrisme
- Jeruzalem was middelpunt aarde 
- Copernicus kon tegendeel niet bewijzen dus kerk verwierp ideeën 

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

- Later door waarnemingen en berekeningen van Galileo Galilei bleek Copernicus zijn theorie wel te kloppen
- Copernicus had de basis gelegd voor de wetenschappelijke revolutie die in de 17e eeuw plaatsvond 

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

- 17e- eeuwse wetenschappers ging nog meer dan voorheen uit van verstand en waarneming

- Wetenschappelijk onderzoek was niet bedoeld om ongelijk van de kerk aan te tonen

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wetenschap en kunst voor de koning
- Christiaan Huygens was ook in het buitenland een bekende wetenschapper
- Lodewijk XIV vroeg hem leiding te nemen van de Académie Royale des Sciences

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

- Lodewijk omringde zich niet alleen met vooraanstaande wetenschappers, maar ook met briljante kunstenaars

- Talenten vooral inzetten om grootsheid van koning uit te beelden en te verwoorden

Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

6.3 Kunst en wetenschap
Wetenschap = opdoen van kennis/ theorie op basis van experimenten, waarneming en gebruik van het verstand (rationalisme).

Oorzaken wetenschappelijke revolutie 17e eeuw
  • ontdekkingsreizen droegen bij aan nieuwe kennis en een nieuw mens- en wereldbeeld. 
  • humanisme leidde tot een kritische houding en meer kennis door bestuderen klassieke Oudheid.
  • toenemende nadruk op waarneming, experimenteren en rationalisme.

Slide 37 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

6.3 Kunst en wetenschap
Galilei
Swammerdam
Leeuwenhoek
Leeghwater*
Huygens*
Ontdekkingen en/of conclusies
Bestudeerde het heelal en bewees heliocentrisme.
Publiceerde over o.a. ademhaling, insecten en voortplanting.
Publiceerde over celbiologie en de microbiologie en verbeterde de microscoop en telescoop.
Molenbouwer en waterstaatkundige. Ontwikkelde molens en droogmakerijen. 
Publiceerde over wiskunde, natuurkunde (slingeruurwerk) en sterrenkunde.
wijze van onderzoeken
observeren (telescoop) en rationalisme
observeren (microscoop) en rationalisme
observeren (microscoop) en rationalisme
observeren, experimenteren en rationalisme
observeren (telescoop), experimenteren en rationalisme
reactie Kerk
Kwam in conflict met de Kerk.
Geen bezwaren.
Geen bezwaren.
Geen bezwaren.
Geen bezwaren. Voorzichtig met conclusies.

Slide 38 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

6.3 Kunst en wetenschap

Slide 39 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

6.3 Kunst en wetenschap
Frankrijk
Republiek
opdrachtgevers wetenschap en kunst

Koning, hoge edelen en Kerk.
Oranjes
Regenten
functie wetenschap en kunst
Franse superioriteit en grootsheid vorst aantonen. 
Praktische toepasbaarheid wetenschap (oorlog en economie).
aard kunst
Portretten en religieuze voorstellingen (hofcultuur).
Realisme (elite en massa)
Portretten, landschappen, stadsgezichten, stillevens, genrekunst, etc.

Slide 40 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoofdstuk 7: Tijd van pruiken en revoluties
  1. Wat is het verband tussen de wetenschappelijke revolutie en de Verlichting?
  2. Hoe beïnvloedden verlichte ideeën het bestuur?


Slide 41 - Tekstslide

Antwoord: De wetenschappelijke revolutie stimuleerde logisch en rationeel denken. Verlichte denkers pasten dit toe op samenleving, religie en politiek.

 Antwoord: Ze pleitten voor volkssoevereiniteit, scheiding der machten en vrijheid van meningsuiting. Dit leidde tot revoluties (VS, Frankrijk).
De verlichting


"De duisternis van de onwetendheid, kan worden overwonnen door het licht van verstand"

- Immanuel Kant



Slide 42 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ratio
  • In werkelijkheid zijn rationalisme en empirisme moeilijk van elkaar te scheiden. Bij het stellen van hypotheses wordt alsnog gebruik gemaakt van ratio.

  • Tijdens de verlichting werden deze denkwijzen toegepast op het verbeteren van de maatschappij (rationeel optimisme).

  • Adel, geestelijkheid, absolutisme, Ancien Regime, tradities  alles kwam ter discussie te staan.

  • Zoals er natuurwetten bestonden moesten er ook natuur rechten bestaan voor mensen.

Slide 43 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Thomas Hobbes
(1588-1679)

Jean-Jaques Rousseau
(1712-1778)


John Locke
(1632 - 1704)

  • Periode voor 'bestuur'  werd uitgevonden was chaos

  • Om deze chaos te voorkomen werden er leiders aangesteld.

  • Soevereiniteit ligt bij de vorst;

  • Sociaal contract; Het volk geeft de vorst macht, zodat chaos voorkomen kan worden.
  • Periode voor 'bestuur'  werd uitgevonden was  geen chaos

  • Het volk geeft vrijwillig macht weg om er zelf beter van te worden

  • Soevereiniteit ligt bij de vorst (door volk)

  • Sociaal contract; Het volk geeft de vorst macht, zodat zij er beter van worden. Als de vorst niet handelt in het belang van het volk mogen zij hem afzetten
  • Men denkt te veel aan zichzelf (egoïsme onder de adel)

  • Alles moet in het belang zijn van de algemene wil

  • Soevereiniteit ligt bij het volk

  • Sociaal contract; Het volk geeft een deel van vrijheid op in het belang van de algemene wil.

Slide 44 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de essentie van het 'sociaal contract'?
A
Fysiek contract waarbij het volk een deel van haar vrijheid opgeeft in ruil voor bepaalde rechten
B
Denkbeeldig verdrag tussen de mensen onderling om een politieke samenleving of staat te vormen
C
Denkbeeldig contract waarbij het volk accepteert geregeerd te worden door een vorst in ruil voor rechten
D
Fysiek contract waarbij het volk rechten opgeeft om er zelf beter van te worden.

Slide 45 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Thomas Hobbes, John Locke en Jean-Jacques Rousseau waren allemaal 'sociaal contract' filosofen.

Toch verschillen zij op bepaalde punten van elkaar.
Bij wie moest volgens Rousseau de macht liggen?
A
De vorst
B
De vorst met toestemming van het volk
C
Het volk
D
Een democratisch gekozen bestuur

Slide 46 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Verlichtingdenkers waren een belangrijke inspiratiebron tijdens de Franse revolutie.

Welk van deze drie verlichtingdenkers zou het belangrijkste zijn voor de Franse revolutie?
A
Thomas Hobbes
B
John Locke
C
Jean-Jacques Rousseau

Slide 47 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Francois-Marie Arouet (Voltaire)
(1694-1778)
Charles
Montesquieu
(1689-1755)
  • In candide valt Voltaire de omstandigheden in zijn tijd aan: kolonialisme, slavernij, hebzucht, Ancien Regime.

  • Hij stelt dat men niet blindelings de kerk of de overheid moet volgen, maar het gezonde verstand gebruiken

  • Maar... Het overgrote deel van het volk is te dom om bestuurlijke verantwoordelijkheid te dragen.

Slide 48 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voltaire
Montesquieu
Rousseau
Hobbes
Locke
Macht moet verdeeld zijn in drie onderdelen: wetgevende, uitvoerende en rechterlijke
Sociaal contract in het belang van de algemene wil, waarbij volk hoogste macht behoud
Sociaal contract waarbij de vorst macht krijgt om chaos te voorkomen
Sociaal contract waarbij het volk een leider kiest en het recht behoud hem af te zetten
Het overgrote deel van het volk is te dom om bestuurlijke verantwoordelijkheid te dragen

Slide 49 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Korte samenvatting
  • Tijdens de verlichting wordt deze ratio toegepast om de maatschappij te verbeteren (rationeel optimisme) > naast natuurwetten zouden er ook natuurrechten bestaan (vrijheid van meningsuiting, etc).

  • Verlichte ideeën over regering: Sociaal contract; denkbeeldig verdrag tussen mensen onderling om een politieke samenleving of staat t vormen. (Vorst krijgt recht om te besturen in ruil daarvoor krijgt het volk rechten voor het algemeen belang: vrijheid, veiligheid, etc.) , John LockeJean-Jaques Rousseau

  • Trias Politica (scheiding der machten); een staat zou verdeeld moeten zijn in een wetgevende, uitvoerende en rechterlijke macht.

  • Verlicht Absolutisme; regeren volgens het principe van het absolutisme, maar met invloeden van de verlichting. Het bevorderen van het welzijn van het volk. Vooral op plekken waarbij het Ancien Regime  (de adel)  nog machtig was deze regeringsvorm niet succesvol.

Slide 50 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zou deze afbeelding afkomstig zijn van abolitionisten of van slavenhandelaren
A
Abolitionisten
B
Slavenhandelaren

Slide 51 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Abolitionisme
  • Vanuit de idealen van de verlichting (en het christendom); vrijheid, gelijkheid en broederschap

  • In Engeland de eerste abolitionistische bewegingen (1787) > andere Europese landen volgen al snel

  • Ook in Nederland abolitionistische bewegingen (echter pas in 1863 afschaffing)

Slide 52 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bij de verlichting kwam de gedachte op dat rechten universeel zijn (voor iedereen gelden). Dit gaat dus ook op voor gelijkheid, vrijheid en rechtvaardigheid. Deze rechten zouden later ook in verschillende grondwetten worden opgenomen en zouden daarom ook moeten gelden voor slaaf-gemaakte mensen in de koloniën. Abolitionistische groepen werden opgericht met als doel de slavernij af te schaffen. Voor Engeland gebeurde dit in 1833, in Nederland gebeurde dit 30 jaar later, omdat de Nederlandse staat het niet eens kon worden over de compensatie voor de voormalige slavenhouders. 

Slide 53 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 54 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 55 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 56 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 57 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 58 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 59 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 60 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 61 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 62 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 63 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 64 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 65 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Congres van Wenen
- Restauratie
- Terug naar ancien régime,
   maar veel maatregelen uit de
   tijd van de democratische
   revoluties blijven
  gehandhaafd, wel in
  afgezwakte vorm. 


Slide 66 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 67 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 68 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoofdstuk 8 – Tijd van burgers en stoommachines
  1. Wat veranderde er in het leven van gewone mensen?


Slide 69 - Tekstslide

Massale trek naar steden, fabrieksarbeid, slechte leefomstandigheden, later ook meer politieke rechten en onderwijs.
Hoofdstuk 9 – Tijd van wereldoorlogen
  1. Wat zijn de oorzaken van WO I?
  2. Waarom werd WO II een wereldoorlog?


Slide 70 - Tekstslide

Nationalisme, imperialisme, militarisme, bondgenootschappen, moord op Franz Ferdinand.
Door betrokkenheid van meerdere continenten, wereldmachten, koloniale troepen en wereldeconomie.