B&F, Nieuwsbegrip, Dag van de Ruimtevaart

• Begrijpend lezen
• Basisschool
• Groep 4

wat gaan we doen ?

De titel is : dag van de ruimtevaart.
Waar denk je dat de tekst over gaat?

lees de woorden mee 

ruim - te - vaart                           ge - le - den                     A - me - ri - ka

ruimte - vaart                                ge - leden                            Ameri - ka 

ruimtevaart                                      geleden                                 Amerika 

Ne - der - lan - ders                 as - tro - naut                  

Neder - landers                           astro - naut 

Nederlanders                                 astronaut               

samen met de juf

Bij een tekst kun je een vragen hebben. Bedenk 1 vraag bij de tekst.

Lees de inleiding.
Wat vieren we elk jaar op de dag van de ruimtevaart?

1. dat de ruimte al heel lang bestaat
2. dat mensen in de ruimte reizen
3. dat de ruimte heel mooi is

Lees het stukje 'eerste mens in de ruimte'.
Waarmee werd Joeri beroemd?

1. hij was 60 jaar toen hij de ruimte in ging
2. hij is 60 jaar geleden in Rusland geboren
3. hij was de eerste mens in de ruimte

Lees het stukje 'Reizen naar de maan'
Wie was de eerste mens op de maan?

1. de Amerikaan Neil Armstrong
2. de Rus Joeri Gagarin
3. het hondje Laika

Deze vraag gaat over het stukje 'Reizen naar de maan'.
Hoelang was Neil Armstrong op de maan?

1. acht jaar
2. een dag
3. twee en een half uur

Lees het stukje 'Bijzonder'.
Waarom is reizen in de ruimte zo bijzonder? Kruis er 2 aan.

1. er kan iets misgaan met de raket
2. het duurt heel erg lang
3. het is heel erg ver weg
4. het kost veel geld

Zou jij een reis door de ruimte willen maken? Waarom wel of waarom niet?

In een zin staat soms een verwijswoord. 

Bijvoorbeeld: hij, zij, het, dat, deze, die, we, daar of waar. 

Je kunt een ander woord uit de tekst op de plaats van het verwijswoord invullen. Of je kunr een groepje invullen. Meestal bestaat dat woord of het groepje woorden één zin eerder in de tekst. 

Lees regel 9.

Daar staat: Hij ging met een raket de ruimte in.
Wie of wat wordt bedoeld met hij?

1. de raket
2. de ruimte
3. Joeri Gagarin

Lees regel 18.
Daar staat: Daarna stuurde ze een raker met een hond: Laika.
Wie wordt bedoeld met ze?

1. Amerika
2. de Russen
3. twee landen

Lees regel 22.
Daar staat: Hij verbleef maar heel kort op de maan.
Wie of wat wordt bedoeld met hij?

1. de reis
2. Joeri Gagarin
3. Neil Armstrong

Lees regel 29.
Daar staat: zij komt uit Nederland.
Wie of wat wordt bedoeld met zij?

1. André Kuipers
2. Mindy Howard
3. Wubbo Ockels

Laatste opdracht

Maak een tekening van een astronaut en zijn raket. 

Bewaar je tekening in je map. Als we straks weer naar school gaan willen de juffen je tekening graag zien.

Goed gedaan weer !