Debatteren

Debat
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
MaatschappijleerMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Debat

Slide 1 - Tekstslide

Vandaag 
Korte terugblik
Wat is het verschil tussen een feit en een argument
Wat is een stelling? 

Stelling formuleren voor een debat 


Slide 2 - Tekstslide

Guus is geboren in Zwolle.
A
feit
B
argument

Slide 3 - Quizvraag

Ik ga die schrijfopdracht echt niet maken, want u kunt nog iets van mij leren!
A
feit
B
argument

Slide 4 - Quizvraag

Ons advies op het gebied van brandveiligheid is het beste van Noord-Nederland.
A
feit
B
argument

Slide 5 - Quizvraag

Ik zou die boete maar snel betalen, als je de termijn laat verstrijken wordt het bedrag behoorlijk verhoogd.
A
feit
B
argument

Slide 6 - Quizvraag

Je zet nu een bouwhelm op, anders mag je de bouwplaats niet betreden.
A
feit
B
argument

Slide 7 - Quizvraag

Kenmerken stelling
Prinsjesdag is ouderwets en totaal overbodig

  • bewering of uitspraak
  • hoeft niet waar te zijn
  • altijd voor- en tegenstanders
  • lokt discussie uit

Slide 8 - Tekstslide

Formuleren van een stelling
  • Nooit een vraag
  • Eén zin
  • Geen ontkenning
  • Geen feit
  • Duidelijk
  • Moet discussie op gang brengen

Slide 9 - Tekstslide

Is de titel een stelling?

Slide 10 - Tekstslide

Welke stelling heb jij bedacht?

Slide 11 - Open vraag

Argumenten verzinnen
Uitleg waarmee je een stelling bewijst (je bent voor) of ontkracht (je bent tegen). 

Voorbeeld:
Mijn loon moet omhoog, want de boodschappen zijn duurder geworden. 

Slide 12 - Tekstslide

Hoe verzin je argumenten?
  • Over welk probleem gaat de stelling?
  • Is het wel een probleem? Waarom is het een probleem?
  • Wat zijn de voor- of nadelen?
  • Wie zijn er betrokken en wat voor effect heeft de stelling?

Slide 13 - Tekstslide

wat is een parlementair debat?
  • Vier voorstanders, vier tegenstanders, vier juryleden.
  • Sprekers houden zich aan vaste spreekbeurten en spreektijden. 
  • Er kan altijd maar één iemand tegelijk aan het woord zijn. 


Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Debaters
De volgorde van sprekers: 

1. Eerste voorstander (3 min)
2. Eerste tegenstander (3 min)
3. Tweede voorstander (3 min)
4. Tweede tegenstander (3 min)
5. Derde tegenstander (!) (3 min --> conclusie)
6. Derde voorstander (!) (3 min -->conclusie)

Slide 16 - Tekstslide

Jury:
Voorzitter P: beoordeelt de presentatie
2 X Voorzitter A: beoordeelt de argumentatie
(+Timekeeper: let op de tijd)

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

timer
5:00

Slide 20 - Tekstslide

Wat neem je mee uit deze les?

Slide 21 - Tekstslide