H1 Week 15

H1 Week 15
We gaan aan de slag met 5.8 Spelling waar je leert over het tegenwoordig deelwoord, bijvoeglijk naamwoorden, de trappen van vergelijking en het verschil tussen als en dan. 
Ook ga je weer met Nieuwsbegrip en Vlekkeloos Nederlands verder. Deze week maken jullie vragen over een tekst van Nieuwsbegrip.

1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

H1 Week 15
We gaan aan de slag met 5.8 Spelling waar je leert over het tegenwoordig deelwoord, bijvoeglijk naamwoorden, de trappen van vergelijking en het verschil tussen als en dan. 
Ook ga je weer met Nieuwsbegrip en Vlekkeloos Nederlands verder. Deze week maken jullie vragen over een tekst van Nieuwsbegrip.

Slide 1 - Tekstslide

In het darttoernooi was Niels beter
als/dan de favoriet Max.
A
als
B
dan
C
Weet ik niet

Slide 2 - Quizvraag

Iedereen vond Niels net zo goed als/dan Michael van Gerwen
A
als
B
dan
C
Weet ik niet

Slide 3 - Quizvraag

Tegenwoordig deelwoord
Het td geeft aan dat de handeling nog bezig is. Je vormt het td door een -d achter de infinitief te zetten:

Fluiten - fluitend                             De postbode brengt fluitend de post rond.

Mopperen - mopperend               De spelers verlieten mopperend  het veld.

Slide 4 - Tekstslide

Leerdoelen
- Je leert hoe je het tegenwoordig deelwoord vormt.
- Je leert hoe je bijvoeglijk naamwoorden spelt.
- Je leert hoe je trappen van
vergelijking gebruikt.
- Je leert over het gebruik van
als en dan.

Slide 5 - Tekstslide

Het bijvoeglijk naamwoord
Een bn hoort altijd bij een zn. Het voegt een kenmerk toe aan het zn
de maaltijd - de gezonde maaltijd; het mes - het scherpe mes

In de meeste gevallen zet je -e achter het bn. Dit is niet het geval bij het-woorden voorafgegaan door een:
een gezonde maaltijd; een scherp mes

Slide 6 - Tekstslide

Het bijvoeglijk naamwoord
Stoffelijk bn schrijf je met -en:
de wollen sjaal; het rieten dak; de gouden ring

Maar er zijn uitzonderingen:
een aluminium fiets; een plastic pop

Slide 7 - Tekstslide

Wat wordt er bedoeld met "stoffelijk" in een stoffelijk bn?

Slide 8 - Open vraag

Het bijvoeglijk naamwoord
Werkwoorden kunnen ook gebruikt worden als bn:
td e: de lachende leerlingen; de pratende docenten

vd + e: de gezochte man;
de uitgereikte medaille; het bezette pand;
de gewonnen wedstrijd

Slide 9 - Tekstslide

Trappen van vergelijking
Filmpje Talent

Slide 10 - Tekstslide

Weektaak
Talent 5.8
  • Lezen theorie, opdracht 3 a t/m d, 4 t/m 6, 8 t/m 10, 12 t/m 14
Nieuwsbegrip AT en WS
Nieuwsbegrip


Slide 11 - Tekstslide

Wat is goed geschreven?
A
A4'tje
B
A4t'je
C
A4tje
D
Weet ik niet

Slide 12 - Quizvraag

Wat is goed geschreven?
A
s' morgens
B
's morgens
C
smorgens
D
Weet ik niet

Slide 13 - Quizvraag

Wat is goed geschreven?
A
tvs
B
teevees
C
tv's
D
Weet ik niet

Slide 14 - Quizvraag

Weektaak
Talent 5.8
  • Lezen theorie, opdracht 3 a t/m d, 4, 6, 8, 10, 14
Nieuwsbegrip AT en WS
Nieuwsbegrip


Slide 15 - Tekstslide