Virussen en bacteriën

• Biologie / Verzorging
• Praktijkonderwijs
• Leerjaar 4

Virussen en bacteriën 

Een les met TPACK en SAMR door Nadia de Bruin 

Virussen en bacteriën voor het praktijkonderwijs, vierdejaars. 

Leerdoelen: 

De leerling weet aan het eind van deze les het verschil tussen virussen en bacteriën te noemen. 

De leerling weet aan het einde van deze les hoe een infectie voorkomen kan worden 

Bacteriën

• Kleine organismen die we niet kunnen zien, maar overal om ons heen zijn. 
• Ook op en in ons lichaam zitten miljoenen bacteriën. Hier merk je meestal niks van en vaak heeft het juist een nuttige functie. 
• Bacteriën verspreiden zich gemakkelijk van de ene mens naar de andere. Door lichaamscontact, maar ook via de omgeving. 
• We kunnen last krijgen van die bacteriën als ze op plaatsen komen waar ze niet thuishoren. Zoals in je bloed, in de blaas of in een wond. Hier kunnen ze een infectie veroorzaken. En hier kun je vervolgens weer ziek van worden. 

Virussen

• Bekend van de griep en verkoudheid 
• In de mens kunnen virussen zich snel vermeerderen. Na besmetting heb je binnen enkele dagen klachten. 
• Door kleine druppeltjes bij hoesten of niezen of door de omgeving (deurknop) kun je al besmet raken. 
• Antibiotica werken NIET tegen virussen

Bacteriën zijn altijd slecht voor je:

1. Niet waar
2. Waar

Besmetting van een virus kan komen doordat iemand niest

1. Waar
2. Niet waar

Infecties voorkomen

• Regelmatig je handen wassen en zeker na het gebruik van het toilet. 
• Hoesten in een papieren zakdoek, de zakdoek weggooien en je handen wassen. 
• Niet met je handen aan een wond komen. 
• Bij klachten de huisarts bellen 

Antibiotica

• Dood alleen bacteriën 
• Altijd de antibioticakuur afmaken anders wordt de bacterie immuun; antibiotica werkt niet meer

Resistentie 

• Sommige bacteriën zijn niet gevoelig voor een antibioticum. Dit betekend dat de antibiotica dan niet werkt en de bacterie niet dood gaat. Iemand blijft dus ziek, of wordt nog zieker. 

Dit noem je resistentie. 

• Om dit te voorkomen moet je niet vaak antibiotica gebruiken en ALTIJD de antibiotica kuur afmaken! 

Antibiotica werken alleen tegen:

1. Virussen
2. Bacteriën

Om resistentie te voorkomen moet je:

1. De antibioticakuur altijd afmaken
2. Stoppen met de antibiotica als je geen klachten meer hebt

Vaccinatie

• Vaccinaties beschermen tegen ernstige infecties zoals de mazelen 
• De vaccins bestaan uit onderdeeltjes van bacteriën of virussen die de ziekte NIET kunnen veroorzaken. Je wordt dus NIET ernstig ziek. 
• Het lichaam reageert hierop en maakt zogenaamde antistoffen aan. Hierdoor is het lichaam 'immuun' en kan je de ziekte niet meer krijgen. 

Afsluiting

• Je weet te benoemen wat het verschil tussen een bacterie en een virus is
• Je weet te benoemen hoe een infectie voorkomen kan worden 

Huiswerk voor de volgende week: hoofdstuk 2 lezen uit het boek. 

TPACK

T: Door gebruik te maken van LessonUP letten de leerlingen goed op, doordat de beelden op hun laptop verschijnen. Daarnaast zijn er een aantal quizvragen verwerkt wat de leerlingen uitdaagt om aandachtig mee te doen aan deze les. 

P: De les bevat verschillende werkvormen; instructie en spelvorm. 

C: Het filmpje geeft extra informatie over het vaccin 

SAMR

De LessonUP wordt ingezet als vervangend hulpmiddel en levert een verbetering op doordat het mogelijk is om gebruik te maken van verschillende werkvormen in één les. Dit is zonder deze tool ook mogelijk, maar met LessonUP wordt dit één geheel en werkt erg prettig voor zowel docent als leerling.