Passé Composé: De Verleden Tijd in het Frans

Passé Composé: De Verleden Tijd in het Frans

Leerdoel

Aan het einde van deze les kun je werkwoorden vervoegen in de Passé Composé in het Frans.

Vertel de studenten wat het doel van de les is en wat ze aan het einde van deze les zullen kunnen.

Wat weet je al over het vervoegen van werkwoorden in de verleden tijd in het Frans?

Wat is Passé Composé?

Passé Composé is de verleden tijd in het Frans. Het wordt gebruikt om aan te duiden dat een actie in het verleden is gebeurd.

Geef een duidelijke definitie van Passé Composé en leg uit hoe het wordt gebruikt.

Vervoegen van Passé Composé

Om Passé Composé te vervoegen, gebruik je een hulpwerkwoord (être of avoir) en het voltooid deelwoord van het hoofdwerkwoord.

Laat de studenten zien hoe ze Passé Composé kunnen vervoegen en leg uit welke hulpwerkwoorden worden gebruikt.

Regelmatige Werkwoorden

Bij regelmatige werkwoorden wordt het voltooid deelwoord gevormd door het verwijderen van de infinitiefuitgang (-er, -ir of -re) en het toevoegen van -é.

Leg uit hoe regelmatige werkwoorden worden gevormd in Passé Composé en geef enkele voorbeelden.

Onregelmatige Werkwoorden

Bij onregelmatige werkwoorden is het voltooid deelwoord onvoorspelbaar en moet je het uit het hoofd leren.

Laat de studenten zien hoe onregelmatige werkwoorden worden gevormd in Passé Composé en geef enkele voorbeelden.

Gebruik van être in Passé Composé

Être wordt gebruikt als hulpwerkwoord bij bepaalde werkwoorden (zoals bewegingswerkwoorden) in Passé Composé.

Leg uit wanneer être wordt gebruikt als hulpwerkwoord in Passé Composé en geef enkele voorbeelden.

Oefenen

Laten we oefenen met het vervoegen van werkwoorden in Passé Composé!

Oefen met de klas en laat ze werkwoorden in Passé Composé vervoegen.

Samenvatting

Je hebt nu geleerd hoe je werkwoorden kunt vervoegen in Passé Composé en wanneer je être moet gebruiken als hulpwerkwoord. Vergeet niet om te blijven oefenen!

Herhaal de belangrijkste punten van de les en moedig de studenten aan om te blijven oefenen.

Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.

Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.

De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.

Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.