gezinsvormen les 1 + 2

Leerdoelen
Aan het einde van de les:
- Kan je de verschillende gezinsvormen benoemen.
- Kan je de verschillende gezinsvormen vanuit een casus definiëren.
- Kan je de gezinsvorm waartoe je behoort, toelichten.



1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
Pedagogisch handelenSecundair onderwijs

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Leerdoelen
Aan het einde van de les:
- Kan je de verschillende gezinsvormen benoemen.
- Kan je de verschillende gezinsvormen vanuit een casus definiëren.
- Kan je de gezinsvorm waartoe je behoort, toelichten.



Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Les 1 + 2:  IK EN MIJN GEZIN

Hoe ziet mijn gezin eruit?

Slide 2 - Tekstslide

We gaan vandaag starten met een nieuw thema. Maar voordat we echt aan de slaq gaan, wil ik jullie graag wat vragen stellen. Ik heb al kort verteld dat ik gehuwd ben en mama ben van 2 dochters. Maar ik ben ook nieuwsgierig naar jullie.
-    Hoe heet je?
-    Heb je broers of zussen?
-    Wat vind je leuk aan je broers of zussen?
-    Wat doen jullie graag samen?
-    Wie zijn je ouders?
-    Wat vind je leuk aan je ouders?
-    Vind je dat je een leuk gezin hebt?
-    …

Jullie hebben zojuist kort mogen vertellen over jullie gezin. We hoorden al dat niet iedereen zijn gezin er hetzelfde uit ziet en er dus verschillen zijn. Het thema waarmee we aan de slag gaan is ‘ik en mijn gezin’. We gaan vandaag leren dat er verschillende soorten gezinnen of gezinsvormen zijn.

LKR: We gaan eerst starten met volgend filmpje. Let goed op en noteer op een blaadje welke gezinsvormen in het filmpje worden benoemd.

Slide 3 - Video

LKR: Wat hebben jullie genoteerd? Over welke gezinsvormen sprak Dieter?
LL: nieuw- samengesteld gezin
LL: Een mama, papa en twee kinderen
LL: Twee mama’s en één kind
LL: alleenstaande mama met één kind

Slide 4 - Link

LKR: In jullie leerwerkboek op blz. 328 zie je prenten van verschillende gezinnen. Bekijk de verschillende tekeningen. Welke verschillen zie je ?

LKR: Jullie mogen het gezin dat het meest op je eigen gezin lijkt, omcirkelen.  Als je jou gezin niet kan terugvinden, dan mag je dat tekenen of opschrijven in het kadertje.

Dan gaan we naar oef 4a op pag 329.
LKR: We gaan allemaal een gezinsboekje invullen. Hierop zie je een aantal kadertjes staan met vragen erin. Jullie mogen individueel die vragen beantwoorden en dan gaan we aan de hand daarvan de tabel 4B op p 329 invullen. De leerkracht noteert met streepjes op het bord.
Leerkracht trekt streepjes op het bord.



1.1 Welke gezinsvormen bestaan er?
- Welke verschillende gezinsvormen zijn er?

- Waarin verschillen ze van elkaar?

Slide 5 - Tekstslide

LKR: Jullie hebben nu van elkaar gehoord en in het filmpje gezien dat je gezinnen in alle soorten en maten hebt. We gaan eens kijken welke gezinsvormen er zijn en waarin die met elkaar verschillen.
1. Kerngezin of traditioneel gezin
Een volwassen man en vrouw leven samen en hebben samen kinderen. Ze zijn de biologische ouders van de kinderen.


Slide 6 - Tekstslide

LKR: Dat is het gezin hoe het van oudsher was. Tegenwoordig zijn er veel meer gezinsvormen dan vroeger.
Hoe zou dit gezin eruit zien?

Dat is een basisgezin, een vader en moeder die samenwonen met hun biologische kinderen.

LKR: Weet iedereen wat biologische ouders zijn? Wie  kan dit een keer uitleggen?

Biologische ouders: Zij zijn de echte mama en papa van de kinderen. Zij hebben jou verwekt.

biologische ouders: zijn de ouders die je had toen je geboren werd.
2. Nieuw samengesteld gezin
Eén of beide ouders brengen kinderen mee in een nieuwe relatie. Soms hebben ze ook samen nog kinderen.

De niet-biologische ouder van de kinderen in het gezin, wordt vaak plusouder genoemd in plaats van stiefouder.


Slide 7 - Tekstslide

LKR: Hierin hoor je de woorden nieuw en samengesteld. Dus je krijgt een nieuwe samenstelling.

Wanneer een ouder met zijn of haar kinderen een nieuw gezin vormt met een partner, die mogelijk ook kinderen uit een eerdere relatie heeft. Er wordt vaak gesproken van een plusouder.

plusouder:  partner van vader of moeder, die geen biologisch verwantschap met het kind heeft.


3. Eénoudergezin
Een volwassene met kinderen van wie hij of zij de biologische ouder is.

Slide 8 - Tekstslide

LKR: Hierin hoor je één ouder. Hoe zou dit gezin er dan uit zien?

Een volwassene die alleen voor zijn of haar biologische kinderen zorgt.
4. Homo- of lesbogezin
Twee mannen of twee vrouwen die samenleven en kinderen hebben, uit een vorige heterorelatie, geadopteerd of als pleeggezin. 

Een van de twee kan ook de biologische vader of moeder zijn via draagmoederschap of zaaddonatie.

Slide 9 - Tekstslide

LKR: Hierin zien we twee woorden die we kennen homo – lesbo. Hoe zou dit gezin eruit zien?

Twee mannen of vrouwen die samenleven en kinderen opvoeden.
Dit kunnen kinderen zijn uit een vorige heterorelatie, adoptiekinderen, pleegkinderen of biologische kinderen via draagmoederschap of zaaddonatie.

Heterorelatie: Relatie tussen man en vrouw.

Pleegkinderen: kinderen niet door hun eigen biologische ouders, maar door vervangende ouders verzorgd en opgevoed worden. Dit gebeurt soms wanneer ouders bv.tijdelijk niet voor hun kinderen kunnen zorgen.

geadopteerd: Soms kunnen kinderen niet bij hun biologische ouders blijven. De biologische ouders kunnen soms om verschillende redenen niet meer voor hun kinderen zorgen waardoor ze niet samen kunnen blijven. In zulke gevallen kunnen andere volwassenen, die heel graag kinderen willen hebben, ervoor kiezen om voor die kinderen te zorgen en hen op te voeden. Dit heet adoptie.

Draagmoederschap: Draagmoederschap is wanneer een vrouw, de draagmoeder genoemd, zwanger wordt met de baby van een ander koppel.  In een homo of lesbische relatie kan een koppel zelf geen baby krijgen. Een draagmoeder kan hen helpen door hun baby te dragen en ter wereld te brengen.

Zaaddonatie: Zaaddonatie is wanneer een man besluit om zijn zaad een speciale plaats te geven (doneren). Zo kan een koppel dat vanuit zichzelf geen kinderen kan krijgen via dergelijke procedure toch een kind krijgen.
5. Pleeggezin
Eén of twee volwassenen zorgen voor kinderen (tijdelijk). Ze zijn niet de biologische, maar wel de sociale ouders.



Slide 10 - Tekstslide

LKR: Dat heeft te maken met pleegzorg. Wat weet je van pleegzorg? Heeft iemand hier al eens gehoord?

Een pleeggezin is een gezin dat tijdelijk voor een kind zorgt wanneer het niet bij zijn biologische ouders kan wonen. Deze regeling kan plaatsvinden vanwege verschillende redenen, zoals problemen binnen het biologische gezin, zoals ziekte, verslaving, misbruik, verwaarlozing, of andere moeilijke omstandigheden

Een gezin waarin volwassenen zorgen voor kinderen die niet hun biologische kinderen zijn.

Sociale ouders: ouders die betrokken zijn bij de opvoeding en verzorging van een kind, maar niet biologisch verwant zijn met dat kind.
6. Adoptiegezin
Eén of twee volwassenen hebben kinderen waarvan ze niet de biologische ouders zijn. Ze zijn sociale en juridische ouders.

Slide 11 - Tekstslide

LKR: Hierin zien we het woord adoptie wat komt van adopteren. Wie kan vertellen wat dit adoptie precies is?

Soms kunnen kinderen niet bij hun biologische ouders blijven. De biologische ouders kunnen soms om verschillende redenen niet meer voor hun kinderen zorgen waardoor ze niet samen kunnen blijven. In zulke gevallen kunnen andere volwassenen, die heel graag kinderen willen hebben, ervoor kiezen om voor die kinderen te zorgen en hen op te voeden. Dit heet adoptie.

Een gezin waarin volwassenen de sociale en juridische ouders zijn van kinderen die niet hun biologische kinderen zijn.

Juridische ouders: Zij hebben de wettelijke verantwoordelijkheid voor het welzijn en de opvoeding van het kind.
7. Generatiegezin
Ouders en kinderen leven in een groter familieverband met bijvoorbeeld grootouders, tantes, ooms …

Slide 12 - Tekstslide

LKR: Hierin hoor je het woord generatie. We spreken wel eens over de vorige of de volgende generatie, onze grootouders zijn de vorige generatie, de volgende generatie dan verwijzen we naar onze kinderen, kleinkinderen. Wat zou een generatiegezin dan kunnen zijn?

Een gezin waarin meerdere generaties samenleven
8. Co-ouderschap na scheiding
Gezagsco-ouderschap betekent dat gescheiden ouders beiden instaan voor de opvoeding van hun kind (ouderlijk gezag).

Dit komt voor bij kinderen die afwisselend bij een van beide ouders wonen (2 adressen). Maar ook als het kind woont bij de ene ouder en bij de andere ouder op bezoek gaat (één adres). 
Eventuele nieuwe partners (plusouders) hebben juridisch geen ouderlijk gezag, maar oefenen wel ouderlijke taken uit.

Slide 13 - Tekstslide

LKR: Beide ouders delen na de scheiding de zorg en verantwoordelijkheid voor hun kinderen.

Gescheiden ouders die het ouderlijk gezag delen

ouderlijk gezag: beide ouders staan in voor de opvoeding van hun kind

Ouderlijke taken: verzorging, gezondheidszorg, opvoeding... zijn taken die een ouder hoort uit oefenen. Deze taken kunnen ook door en plusouder gedaan worden.
Volgende gezinsvormen zijn bestaande vormen, maar komen minder vaak voor.

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

9. Mee-oudergezin
Eén of twee volwassenen, met een eigen gezin, zorgen naast de ouders, mee voor de kinderen en zijn nauw betrokken bij de opvoeding.

Slide 15 - Tekstslide

LKR: Hierin hoor je mee –ouder. Je zou het kunnen zien als een of twee volwassenen die mee de ouder willen zijn van iemand anders zijn kinderen.

Een gezin waarin volwassenen de opvoeding van kinderen delen met de ouders
10. Tienergezin
Een minderjarige deelt de opvoeding van zijn of haar kind met een volwassene, meestal met de eigen ouder(s).

Slide 16 - Tekstslide

LKR: Je hoort er het woord tiener in. Hoe zou deze gezinsvorm eruit kunnen zien?

Een minderjarige die samen met een volwassene een kind opvoedt
11. Woongroep
Een grotere groep volwassenen leeft samen, eventueel met kinderen, bijvoorbeeld een commune.

Slide 17 - Tekstslide

LKR: Hierin zien we de woorden woon en groep. Hoe zou zo een gezin eruit zien?

Een groep volwassenen (en eventueel kinderen) die samenwonen

Commune: een groep mensen die samenwonen en hun levens met elkaar delen.
12. Begeleid wonen - kindertehuis
Kinderen leven in een gezinsvervangende constructie, vaak met wisselende verzorgers of begeleiders.

Slide 18 - Tekstslide

LKR: Wonen onder begeleiding.

Een gezinsvervangende constructie voor kinderen

gezinsvervangende constructie: Vervanging van het gezin waarin begeleiders zorgen dat de kinderen alles hebben wat ze nodig hebben. Eten, kleding, een plek om te wonen, en vooral liefde en aandacht.
13. Latgezin
Twee volwassenen leven niet samen, maar hebben wel een relatie en samen kinderen.

Slide 19 - Tekstslide

LKR: Heeft iemand als eens van een LAT-relatie gehoord? Dit is een gezin dat een LAT relatie heeft.Twee mensen die een koppel vormen maar bewust kiezen elk apart te wonen.

Twee volwassenen die een relatie hebben en samen kinderen hebben, maar niet samenwonen
Oefening gezinsvormen
Jullie gaan de foto van het gezin matchen met de passende uitleg.  De juist match mogen jullie naast elkaar leggen
oefening per 2
- een affiche
- briefomslag met kaartjes


timer
10:00

Slide 20 - Tekstslide

Daarna oefening klassikaal verbeteren.

Slide 21 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies


Slide 22 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies


Slide 23 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies


Slide 24 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies


Slide 25 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies


Slide 26 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies


Slide 27 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies


Slide 28 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies


Slide 29 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies


Slide 30 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies


Slide 31 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies


Slide 32 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies


Slide 33 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

Slide 34 - Open vraag

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.
Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.

Slide 35 - Open vraag

De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.
Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

Slide 36 - Open vraag

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.