Kt2 unit 3.5 Tag questions- recap + irregular verbs p. 254

QUESTION TAGS

Welcome class k2b
Today:
  • Mock test: Ahmad, Fabian, Tijn, Juliën, Ivan, Tijs
  • Iedereen doet deze Lessonup; de extra oefeningen ( green) zijn voor: Thijs Willems, Lincoln, Bente, Kevin, Bjorn, Viggo
1 / 38
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 2

In deze les zitten 38 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

QUESTION TAGS

Welcome class k2b
Today:
  • Mock test: Ahmad, Fabian, Tijn, Juliën, Ivan, Tijs
  • Iedereen doet deze Lessonup; de extra oefeningen ( green) zijn voor: Thijs Willems, Lincoln, Bente, Kevin, Bjorn, Viggo

Slide 1 - Tekstslide

Question Tags

Tag questions worden gebruikt om om bevestiging te vragen. Het is een korte vraag aan het eind van de zin. 
Als de zin positief is, is de tag question negatief. Is de zin negatief, dan is de tag question positief. 

It's easy, isn't it?

Slide 2 - Tekstslide

Stappen voor het maken van een question tag
Stap 1:
  1. Is de hoofdzin positief, dan is de tag negatief
  2. Is de hoofdzin negatief, dan is de tag positief.

Vb 1: Your parents are friendly, aren't they?
Vb 2: Your little sister can't swim, can she?

Slide 3 - Tekstslide


Question Tags
Waarom gebruiken de Engelsen een Question Tag?
A
Daarmee stel je een vraag.
B
Om de vraag nogmaals kort te herhalen.
C
Om om bevestiging te vragen.

Slide 4 - Quizvraag

Question tags:
Als de zin bevestigend (+) is, dan is de tag question....
A
ook bevestigend (+)
B
ontkennend (-)

Slide 5 - Quizvraag

Question tags are...?
A
short trousers in questions
B
short questions
C
short answers at the beginning of a sentence
D
short questions at the end of a sentence.

Slide 6 - Quizvraag

Question tags:
Als de zin ontkennend (-) is, dan is de tag question....
A
bevestigend (+)
B
ontkennend (-)

Slide 7 - Quizvraag

We aren't late, ____________?
A
are we
B
aren't we

Slide 8 - Quizvraag

She's Italian, __________?
A
is she
B
isn't she

Slide 9 - Quizvraag

Stappen voor het maken van een question tag
Stap 2:
  1. Staat er in de hoofdzin een hulpwerkwoord (to be, can, will, could, would, etc), dan zet je dat werkwoord in de tag.
  2. Staat er geen hulpwerkwoord? Gebruik dan "to do" in de tag.

Vb 1: You are twelve years old, aren't you?
Vb 2: Your father works at a bank, doesn't he?

Slide 10 - Tekstslide

Extra uitleg..
vorm 'to do',  hangt af van de tijd + onderwerp van de hoofdzin.

Opties:
  • do/don't --> tegenwoordige tijd, I, we, you, they
  • does/doesn't --> tegenwoordige tijd he, she, it
  • did/didn't --> verleden tijd

Slide 11 - Tekstslide

They live in Amsterdam, ________?
A
don't they
B
doesn't they
C
didn't they

Slide 12 - Quizvraag

He went to the party last night, __________
A
don't he
B
doesn't he
C
didn't he

Slide 13 - Quizvraag

We don't watch much TV, __________?
A
do we
B
does we
C
did we

Slide 14 - Quizvraag

Question Tags
Anne studies very hard every night, _______?
A
studies she
B
right
C
does she
D
doesn't she

Slide 15 - Quizvraag

Question tags
She won't be there, ____?
A
will she?
B
does she?
C
isn't she?
D
won't she?

Slide 16 - Quizvraag

Question Tags

These women are independent, ...?
A
are they
B
aren't they
C
are she
D
aren't she

Slide 17 - Quizvraag

Question tags.
Sue can't dance, ................ ?
A
can't she
B
can she
C
doesn't she
D
does she

Slide 18 - Quizvraag

Question tags.
The man watched tv, ............. ?
A
don't he
B
doesn't he
C
did he
D
didn't he

Slide 19 - Quizvraag

Question tags
Welke zin is correct?
A
Andrew and Jim aren't happy, are he?
B
Andrew and Jim aren't happy, aren't we?
C
Andrew and Jim aren't happy, are they?
D
Andrew and Jim aren't happy, is he?

Slide 20 - Quizvraag

Ik snap nu hoe question tags werken
A
ja, uit mijn hoofd
B
nee, geen idee
C
ja, met mijn boek/ aantekeningen erbij

Slide 21 - Quizvraag

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Link

Slide 24 - Link

Slide 25 - Link

Irregular verbs p. 254
The past simple

Slide 26 - Tekstslide

Als ik de past simple wil gebruiken, dan gebruik ik de ... rij uit de lijst met onregelmatige werkwoorden.

Slide 27 - Open vraag

Kies de juiste vorm:
Rij 1 make Rij 2 ....
A
made
B
maded
C
maked
D
makes

Slide 28 - Quizvraag

Kies de juiste vorm
rij 1 BUY rij 2 .......
A
buyed
B
boughted
C
bought
D
buys

Slide 29 - Quizvraag

Kies de juiste vorm.
Rij 1 swim Rij 2 ....
A
swimmed
B
swimed
C
swims
D
swam

Slide 30 - Quizvraag

Ik ken best veel onregelmatige werkwoorden uit de lijst achterin mijn book...
0100

Slide 31 - Poll

Wat is de past simple van 'To be'?
A
am
B
are
C
was/were
D
have been

Slide 32 - Quizvraag

Kies de juiste vorm.
Rij 1 tell Rij 2 ....
A
tolded
B
told
C
tells
D
telled

Slide 33 - Quizvraag

Wat is de past simple van do?
A
don't
B
did
C
done
D
have been doing

Slide 34 - Quizvraag

Ik ken meer dan 20 irregular verbs...
0100

Slide 35 - Poll

Write down irregular verbs in the past simple...

Slide 36 - Woordweb

Study time/ Homework
  • Do: unit 3.5: 7,8,9
  • Words Studybox 2/3 opschrijven : OEFENEN!
  • Test jezelf 3.5
  • Woordtrainer 3.5
  • Study for your test!

Slide 37 - Tekstslide

Slide 38 - Tekstslide