Grammatica

• Spelling
• Basisschool
• Groep 6

Wat is de persoonsvorm in deze zin: Meester Wim is weer aan de betere hand.

1. Meester Wim
2. Is
3. Weer
4. hand

Wat is het zelfstandig naamwoord in deze zin:
De rode auto rijdt veel te snel.

1. rode
2. auto
3. rijdt
4. snel

Wat is het lidwoord in deze zin:
De zomervakantie staat weer voor de deur.

1. staat
2. voor
3. De
4. de

Wat is het onderwerp in deze zin: Meester John liep stage in groep 7/8.

1. Meester John
2. liep
3. stage
4. groep 7/8

Wat is het voegwoord in deze zin:
Gisteren heeft de meester een toets gemaakt en dat ging goed.

1. Gisteren
2. heeft
3. en
4. goed

Wat is het hulpwerkwoord en het voltooid deelwoord in deze zin:
De meester heeft een toets gemaakt.

1. De
2. heeft
3. gemaakt
4. toets

Wat is het voorzetsel in deze zin:
De muis kruipt in het nestje.

1. de
2. kruipt
3. het
4. in

Wat is het voegwoord in deze zin:
Dit was een leuke week of denken jullie daar anders over?

1. leuk
2. week
3. ,of
4. denken

Wat is het stoffelijk bijvoeglijknaamwoord in deze zin:
De houten kast is kapot.

1. De
2. houten
3. kast
4. kapot

Wat is het voorzetsel in deze zin:
Vorige week zat er een vogel op mijn auto.

1. Zat
2. er
3. een
4. op

Wat is het bijvoeglijknaamwoord in deze zin:
De mooie, rode vis zwemt erg hard.

1. mooie, rode
2. vis
3. zwemt
4. hard

Wat is het voegwoord in deze zin:
Gisteren hadden wij allemaal een korte broek aan, want het was warm.

1. want
2. warm
3. aan
4. hadden