werkwoord (verha)spelling
Lopen wordt liep, maar hopen niet hiep.
Laten wordt liet, maar praten niet priet.
Komen wordt kwam, maar dromen niet dram.
Vragen wordt vroeg, maar zagen niet zoeg.
Vliegen wordt vloog, maar wiegen niet woog.
Bieden wordt bood, maar spieden niet spood.
Vriezen wordt vroor, maar niezen niet noor
Lijken wordt leek, maar prijken niet preek.
Zullen wordt zou, maar vullen niet vou.
Zwemmen wordt zwom, maar klemmen niet klom.
Ja. Maar waarom?