Gevoelens en eigenschappen

Gevoelens
en
eigenschappen
1 / 38
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsBasisschoolGroep 7,8

In deze les zitten 38 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

Gevoelens
en
eigenschappen

Slide 1 - Tekstslide

I denna lektion ska vi lära oss 24 nieuwe woorden die met gevoelens en eigenschappen te maken hebben.
Lees de woordenlijst hieronder aandachtig door en zoek de betekenis op met Google.

Slide 2 - Tekstslide

met opzet iemand pijn of verdriet doen
twijfelend
blij
makkelijk mooie dingen kunnen maken
niet snel tevreden
haat voelen zonder dat er nog een reden voor is
ernstig
mopperig
vrolijk
verdraagzaam
Plaats het juiste woord bij de beschrijving
gelukkig
haatdragend
creatief
wreed
tolerant
opgewekt
kieskeurig
serieus
chagrijnig
onzeker

Slide 3 - Sleepvraag

plechtig
Een bruiloft is vaak een plechtige gebeurtenis.
A
waar
B
niet waar

Slide 4 - Quizvraag

zenuwachtig
Als je goed geleerd hebt, ben je meestal zenuwachtig.
A
waar
B
niet waar

Slide 5 - Quizvraag

boosaardig
Iemand die boosaardig is, heeft kwade bedoelingen.
A
waar
B
niet waar

Slide 6 - Quizvraag

nijdig
Als je nijdig bent, voel je je heel boos.
A
waar
B
niet waar

Slide 7 - Quizvraag

beschaafd
Tijdens het luxe diner moet je je beschaafd gedragen.
A
waar
B
niet waar

Slide 8 - Quizvraag

bescheiden
Als je veel vraagt, ben je bescheiden.
A
waar
B
niet waar

Slide 9 - Quizvraag

jaloers
Je kunt jaloers zijn op iemand met betere cijfers.
A
waar
B
niet waar

Slide 10 - Quizvraag

eenzaam
Als je eenzaam bent, voel je je alleen.
A
waar
B
niet waar

Slide 11 - Quizvraag

ontevreden
Ik ben ontevreden over mijn goede prestaties.
A
waar
B
niet waar

Slide 12 - Quizvraag

depressief
Een depressief persoon is vaak vrolijk.
A
waar
B
niet waar

Slide 13 - Quizvraag


Vul het goede woord in. Kies uit:
zorgvuldig – opgewonden – ontevreden – respectvol – sociaal – nijdig – 
bescheiden – jaloers – zenuwachtig – creatief
Oudere mensen behandel je ???

Slide 14 - Open vraag


Vul het goede woord in. Kies uit:
zorgvuldig – opgewonden – ontevreden – respectvol – sociaal – nijdig – 
bescheiden – jaloers – zenuwachtig – creatief
Het ??? meisje had geen grote mond.

Slide 15 - Open vraag


Vul het goede woord in. Kies uit:
zorgvuldig – opgewonden – ontevreden – respectvol – sociaal – nijdig – 
bescheiden – jaloers – zenuwachtig – creatief
Het kind dat veel slaat, moet zich meer ??? gedragen.

Slide 16 - Open vraag


Vul het goede woord in. Kies uit:
zorgvuldig – opgewonden – ontevreden – respectvol – sociaal – nijdig – 
bescheiden – jaloers – zenuwachtig – creatief
Toen ik een klap kreeg, werd ik behoorlijk ???

Slide 17 - Open vraag


Vul het goede woord in. Kies uit:
zorgvuldig – opgewonden – ontevreden – respectvol – sociaal – nijdig – 
bescheiden – jaloers – zenuwachtig – creatief
Ik ben erg ??? over de behandeling die ik kreeg.

Slide 18 - Open vraag


Vul het goede woord in. Kies uit:
zorgvuldig – opgewonden – ontevreden – respectvol – sociaal – nijdig – 
bescheiden – jaloers – zenuwachtig – creatief
Ik ben ??? op mijn broertje, omdat hij zo goed is in voetbal.

Slide 19 - Open vraag


Vul het goede woord in. Kies uit:
zorgvuldig – opgewonden – ontevreden – respectvol – sociaal – nijdig – 
bescheiden – jaloers – zenuwachtig – creatief
Mijn zusje is erg ???, omdat ze een prijs heeft gewonnen.

Slide 20 - Open vraag


Vul het goede woord in. Kies uit:
zorgvuldig – opgewonden – ontevreden – respectvol – sociaal – nijdig – 
bescheiden – jaloers – zenuwachtig – creatief
Voortaan moet je niet meer zo ??? zijn voor een spreekbeurt.

Slide 21 - Open vraag


Vul het goede woord in. Kies uit:
zorgvuldig – opgewonden – ontevreden – respectvol – sociaal – nijdig – 
bescheiden – jaloers – zenuwachtig – creatief
Om zo’n schilderij te kunnen maken moet je ??? zijn.

Slide 22 - Open vraag


Vul het goede woord in. Kies uit:
zorgvuldig – opgewonden – ontevreden – respectvol – sociaal – nijdig – 
bescheiden – jaloers – zenuwachtig – creatief
Mijn werkstuk heb ik ??? gemaakt.

Slide 23 - Open vraag

We vervolgen met een korte theorieles

Slide 24 - Tekstslide

Woorden met een vast voorzetsel
Formuleren

Slide 25 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Je kent verschillende vaste voorzetsels bij werkwoorden
  • Je kunt het juiste vaste voorzetsel gebruiken in een zin

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Video

Sommige woorden hebben een vast voorzetsel. Deze hebben geen letterlijke betekenis.


  • aandacht betsteden aan
  • beginnen met
  • brutaal zijn tegen
  • boos zijn op

Slide 28 - Tekstslide

Welk voorzetsel hoort er bij?
verliefd zijn
ergeren
houden
bemoeien
aan
op
achter
met
van
tegen

Slide 29 - Sleepvraag

Zet het juiste voorzetsel in de zin.
Ik wil graag terugkomen ... deze beslissing.
op
achter
met
van
tegen
aan

Slide 30 - Sleepvraag

Zet het juiste voorzetsel in de zin.
Yasmine is erg gehecht ... haar familie.
op
achter
met
van
tegen
aan

Slide 31 - Sleepvraag

Zet het juiste voorzetsel in de zin.
Docenten voelen zich erg betrokken ... hun leerlingen.
op
achter
met
bij
tegen
aan

Slide 32 - Sleepvraag

Zet het juiste voorzetsel in de zin.
Is jouw voetbaltrainer ook zo trots ... zijn team?
op
achter
met
bij
tegen
aan

Slide 33 - Sleepvraag

Terugkijken
  • Je kent verschillende vaste voorzetsels bij werkwoorden
  • Je kunt het juiste voorzetsel gebruiken in een zin

Slide 34 - Tekstslide

Een zin met een vast voorzetsel heeft vaak een figuurlijke betekenis. Vaak kun je met dezelfde combinatie van werkwoord en voorzetsel ook een zin met een letterlijke betekenis maken. In die zin kun je het voorzetsel wel vervangen.
Een voorbeeld:
Jullie werken aan een opdracht. (figuurlijk)
Jullie werken aan een tafel. (letterlijk) 
Jullie werken achter een tafel. (letterlijk)

Slide 35 - Tekstslide


Noteer twee zinnen met dezelfde combinatie van werkwoord en voorzetsel. 
1x met een figuurlijke betekenis en 1x met een letterlijke betekenis.

Slide 36 - Open vraag

Wat vond je van de les?
A
B
C
D

Slide 37 - Quizvraag

Dat was het weer voor deze week.
Hieronder kun je schrijven als je een boodschap achter wilt laten.

Slide 38 - Open vraag