§5.2 Reactiewarmte berekenen

H5 Reacties in beweging
Reactiewarmte berekenen
NOVA §5.2
1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

H5 Reacties in beweging
Reactiewarmte berekenen
NOVA §5.2

Slide 1 - Tekstslide

Deze les
  • herhalen endo/exotherm en energiediagram
  • Uitleg §5.2
  • zelf oefenen: opdracht 10 tm 12ab

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoel §5.2
Je kunt de reactiewarmte van een reactie berekenen met behulp van de vormingswarmte.

Slide 3 - Tekstslide

Waarom leer je dit?
Wanneer een reactie energie nodig heeft om te verlopen, moet een bedrijf energie inkopen. Het is belangrijk om te kunnen berekenen hoeveel energie er nodig is.
Wanneer er bij een reactie warmte vrijkomt, moet de reactor gekoeld worden, om te zorgen dat deze niet oververhit raakt. Dit zou bijvoorbeeld kunnen leiden tot een explosie. Het is daarom belangrijk om te kunnen berekenen hoeveel warmte er vrijkomt.

Slide 4 - Tekstslide

herhaling

Slide 5 - Tekstslide

herhaling

Slide 6 - Tekstslide

Bij oplossen van natriumhydroxide in water stijgt de temperatuur van de oplossing.
A
exotherm
B
endotherm

Slide 7 - Quizvraag

Maak de volgende zin af: Bij de verbranding van hout…
A
komt warmte vrij, dus het is een exotherme reactie.
B
wordt warmte ontrokken, dus het is een endotherme reactie.
C
wordt warmte ontrokken, dus het is een exotherme reactie.
D
komt warmte vrij, dus het is een endotherme reactie.

Slide 8 - Quizvraag

Bij een endotherme reactie wordt de temperatuur voor en na de reactie gemeten. Voor de reactie is de temperatuur 20°C, wat is de temperatuur na de reactie?
A
afhankelijk van soort stof > of < dan 20°C
B
=20°C
C
> 20°C
D
< 20°C

Slide 9 - Quizvraag

Bij een bepaalde reactie geldt
ΔE= +15,3 Joule per mol. Wat voor een reactie is dit?
A
Een koelingsreactie
B
Een verbrandingsreactie
C
Een exotherme reactie
D
Een endotherme reactie

Slide 10 - Quizvraag

Vaak worden exotherme reacties in het lab gekoeld met ijswater, waarom?
A
Omdat deze reacties alleen verlopen als het ijskoud is.
B
Om de reactie sneller te laten verlopen.
C
Omdat de opbrengst van de reactie dan hoger wordt.
D
Omdat de temperatuur zo kan oplopen dat een vloeistof gaat koken.

Slide 11 - Quizvraag

Energiediagrammen
herhaling

Slide 12 - Tekstslide

Hoe bereken je het verschil in energie tussen beginstoffen en reactieproducten (=∆E)?

Slide 13 - Tekstslide

Eerlijk vergelijken
De absolute chemische energie E van stoffen is onbekend.
∆E = Ereactieproducten - Ebeginstoffen is dus níet te berekenen!
Om de hoeveelheid chemische energie van verschillende stoffen eerlijk met elkaar te kunnen vergelijken, moeten we een "aftelpunt" of "nulpunt" afspreken.

Slide 14 - Tekstslide

Wet van Hess: ∆E is onafhankelijk van gevolgde weg
∆hoogte = 2876-2249 = 627 m

alternatief is bepaling hoeveel omhoog naar top berg en hoeveel omlaag vanaf top berg:

∆hoogte =(3792-2249)-(3782-2876)=
1543 omhoog-906 omlaag = 627m

Slide 15 - Tekstslide

Nulniveau nodig:
Om te kunnen vergelijken hoe hoog de Mount Everest is ten opzichte van de Alpen, moeten we afspreken wat het nulniveau is. Voor hoogtemetingen is dat: zeeniveau

Slide 16 - Tekstslide

nulniveau nodig
Vorming van 1 mol van een verbinding uit de niet-ontleedbare stoffen (elementen).
De vormingswarmte Ev van niet-ontleedbare stoffen is per definitie 0 J per mol
0

Slide 17 - Tekstslide

vormingswarmte
= de energie die vrijkomt bij (of nodig is voor) de vorming van een stof uit de niet-ontleedbare stoffen 
Deze waarden kun je vinden in Binas tabel 57

noteer & leer >>

Slide 18 - Tekstslide

Binas 57A Vormingswarmten

Slide 19 - Tekstslide

Binas 57B Vormingswarmten

Slide 20 - Tekstslide

Wat is de vormingswarmte van waterdamp?
A
0 J per mol
B
-2,42 x10^5 J per mol
C
-2,86 x 10^5 J per mol
D
-1,88 x 10^5 J per mol

Slide 21 - Quizvraag

Wat is de vormingswarmte van waterstof?
A
0 J per mol
B
-2,42 x10^5 J per mol
C
-2,86 x 10^5 J per mol
D
-1,88 x 10^5 J per mol

Slide 22 - Quizvraag

uitleg
Hoe bereken je de reactiewarmte (∆E)  met behulp van de vormingswarmte?

Uitleg a.d.h.v. 2 korte filmpjes Kemia:

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Video

Slide 25 - Video

∆E = Eveind  -  Evbegin 

Slide 26 - Tekstslide

stappenplan
1. noteer de kloppende reactievergelijking
2. noteer onder elke stof de vormingswarmte uit Binas 57 en houd rekening met het aantal mol  (bijv 3 H2O = 3x vormingswarmte H2O)
3. Tel de vormingswarmten van de beginstoffen op (Evbegin) en tel de vormingswarmten van de reactieproducten op (Eveind)
4. Bereken ∆E :  ∆E =  (Eveind)  - (Evbegin)     Gebruik haakjes!
5. Controleer of je ∆E nog moet omrekenen naar J per 1 mol

Slide 27 - Tekstslide

voorbeeld: Bereken de reactiewarmte voor de verbranding van 1 mol methaan. Water komt vrij als vloeistof.
Stappenplan
1. reactievergelijking:
2. Noteer de vormingswarmten onder de stoffen
3. Ev beginstoffen optellen en Ev reactieproducten optellen
4. ∆E = Eveind - Evbegin    Gebruik haakjes!!
5. controleer: J per 1 mol?

Slide 28 - Tekstslide

Bereken Evbegin en Eveind. Hoe groot is ∆E?

Slide 29 - Tekstslide

uitwerking

Slide 30 - Tekstslide

En....klopte jouw antwoord? TIP: Let op de tekens, gebruik haakjes!

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Tekstslide

sleep de woorden naar de juiste plek
niet alle woorden worden gebruikt
beginstoffen
reactieproducten
Eact
geactiveerde toestand
∆E < 0
∆E > 0
niet-ontleedbare stoffen

Slide 33 - Sleepvraag

keuze moment
begin alvast met het eigen werk (opgave 10 en 11 ab)
OF
doe nog een keer mee met een voorbeeld

Slide 34 - Tekstslide

voorbeeld 2: Bereken de reactiewarmte van de vorming van distikstoftetra-oxide uit stikstofdioxide. Geef je antwoord in J per mol stikstofdioxide.

Stappenplan
1. reactievergelijking:

2. Noteer de vormingswarmten onder de stoffen
3. Ev beginstoffen optellen en Ev reactieproducten optellen
4. ∆E = Eveind - Evbegin Gebruik haakjes!!
5. controleer: J per 1 mol?

Slide 35 - Tekstslide

Zelfstandig werken
reactie-energie leren berekenen met vormingswarmte

Oefen dit met opgave 10 t/m 12 ab

Slide 36 - Tekstslide