Zeiten - kloktijden

Die Zeiten (tijden)

So sagt man die Zeit: 
N-D lernen!
Es ist ein Uhr.
Es ist halb zwei.
Es ist Viertel vor vier.
Es ist Viertel nach vier.
Es ist zehn vor halb fünf.
Es ist fünf nach sieben. 

Es ist um zwei.
Het is een uur.
Het is half twee.
Het is kwart voor vier.
Het is kwart over vier.
Het is tien voor half vijf.
Het is vijf over zeven.

Het is 2 Uhr!

1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Die Zeiten (tijden)

So sagt man die Zeit: 
N-D lernen!
Es ist ein Uhr.
Es ist halb zwei.
Es ist Viertel vor vier.
Es ist Viertel nach vier.
Es ist zehn vor halb fünf.
Es ist fünf nach sieben. 

Es ist um zwei.
Het is een uur.
Het is half twee.
Het is kwart voor vier.
Het is kwart over vier.
Het is tien voor half vijf.
Het is vijf over zeven.

Het is 2 Uhr!

Slide 1 - Tekstslide

Beispiel: Die Schule beginnt um halb neun und endet um zehn vor halb drei// um fünf vor halb vier - De school begint om half negen en eindigt om tien voor half drie/vijf voor half vier.

Slide 2 - Tekstslide

Pass auf! - Let op! 
Gebruik je de tijd in een zijn met een activiteit dan moet je ook om voor de tijd zetten:

Ich spiele um vier (Uhr) Fußball.

Slide 3 - Tekstslide

Jetzt Du: Wie spät ist es?

Antworte immer im ganzen Satz!
(Hele zin in het Duits: Het is....)

Slide 4 - Tekstslide

8.05

Slide 5 - Open vraag

10.37

Slide 6 - Open vraag

11.15

Slide 7 - Open vraag

4.16

Slide 8 - Open vraag

2.25

Slide 9 - Open vraag

8.30

Slide 10 - Open vraag

9.35

Slide 11 - Open vraag

7.50

Slide 12 - Open vraag

12.00 am

Slide 13 - Open vraag