2. Brandstoffen verbranden

2. Brandstoffen
Ga rustig zitten op je plek
Pak je boek, pen en iPad op tafel

Startvraag: uit welke brandstoffen kan je warmte halen?
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

In deze les zitten 15 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

2. Brandstoffen
Ga rustig zitten op je plek
Pak je boek, pen en iPad op tafel

Startvraag: uit welke brandstoffen kan je warmte halen?

Slide 1 - Tekstslide

Vorige lessen:
Geleerd dat een elektrische warmtebron de elektrische energie E volledig omzet in warmte Q.

Daarbij kennen we de formule:
Q = E = P x t

Vandaag kijken we naar brandstoffen die warmte leveren.

Slide 2 - Tekstslide

Dit gaan we leren:
Je kan berekening doen met de verbrandingswarmte van een stof.

Je kan het reactieschema van aardgas noteren.

Je kan uitleggen wat onvolledige verbranding is, en waarom het gevaarlijk is.

Slide 3 - Tekstslide

Energie die in een stof is opgeslagen heet chemische energie. Door een stof te verbranden kan je die energie omzetten in warmte.

Niet elke brandstof heeft evenveel opgeslagen energie, dus niet alles geeft evenveel warmte af.

Slide 4 - Tekstslide

De verbrandingswarmte van een stof geeft aan hoeveel warmte (in MJ) er vrijkomt per hoeveelheid stof (in kilogram, liter, of kubieke meter).

Voorbeeld:
Voor elke kilogram hout die je verbrandt, krijg je 16 Megajoule aan warmte.

Slide 5 - Tekstslide

Een huishouden verbruikt per maand 3.000 MJ aan warmte. Bereken:
a. Hoeveel kilogram hout je daarvoor moet verbranden
b. Hoeveel liter benzine
c. Hoeveel kubieke meter aardgas
timer
2:00

Slide 6 - Tekstslide

Uitwerking
1 kilogram hout geeft 16 MJ warmte.
Je wil weten hoeveel keer 16 MJ nodig is om tot 3.000 MJ te komen.
3.000 MJ / 16 MJ = 188 (afgerond)
Je hebt 187,5 kg hout nodig.

Benzine: 3.000 / 33 = 91 liter
Aardgas: 3.000 / 32 = 94 m3

Slide 7 - Tekstslide

Uit proeven blijkt dat er voor vijf minuten douchen met een waterbesparende douchekop ongeveer 3 MJ warmte nodig is.
Hoeveel m3 aardgas moet daarvoor worden verbrand?
De verbrandingswarmte van aardgas is 32 MJ/m3.
timer
2:00

Slide 8 - Tekstslide

Uitwerking
Je weet dat 1 kubieke meter 32 MJ levert. Je wil weten hoeveel je nodig hebt voor 3 MJ.
In een verhoudingstabel: reken eerst uit hoeveel kubieke meter 1 MJ levert, en reken dan uit hoeveel kubieke meter je nodig hebt voor 3 MJ.

Slide 9 - Tekstslide

Aardgas wordt in veel huishoudens gebruikt voor verwarming.
Aardgas is een mengsel van methaan en stikstof. Als je zuurstof toevoegt en het gas aansteekt, verbrandt de methaan.
Het reactieschema:
methaan + zuurstof → koolstofdioxide + water

Slide 10 - Tekstslide

Gevaar:
Het reactieschema
methaan + zuurstof → koolstofdioxide + water
klopt alleen bij een volledige verbranding.

Als er niet genoeg zuurstof is om alle methaan te verbranden, krijg je een onvolledige verbranding. Er ontstaat dan koolstofmono-oxide (CO), een reukloos en heel giftig gas.

Slide 11 - Tekstslide

Dit weten we nu:
Dat elke stof zijn eigen verbrandingswarmte heeft (hoeveel warmte het levert per kg/L/m3).
Hoe we daarmee kunnen rekenen.
Waarom onvolledige verbranding van aardgas gevaarlijk is.

Rekenen voor jou goed te doen? Maak: 6.2, opdracht 1 t/m 6 en als extra: 12.
Rekenen voor jou lastig? Meedoen met oefening en daarna paragraaf 6.2, opdracht 1 t/m 6.

Slide 12 - Tekstslide

Nog wat rekenoefening
1. Een dompelaar van 500 W verwarmt een glas water gedurende 1 minuut. Hoeveel warmte heeft de dompelaar afgegeven aan het water?
2. Een waterkoker van 2500 W voegt 225 kJ (kilojoule) warmte toe aan het water. Hoe lang heeft de waterkoker aan gestaan?
3. Steenkool heeft een verbrandingswarmte van 29 MJ/kg. Hoeveel steenkool heb je nodig om 5 MJ aan warmte te krijgen?
timer
5:00

Slide 13 - Tekstslide

Uitwerkingen
1. Een dompelaar van 500 W verwarmt een glas water gedurende 1 minuut. Hoeveel warmte heeft de dompelaar afgegeven aan het water?
 Gegeven: Vermogen P = 500 W, Tijd t = 1 minuut = 60 seconden. Formule: Q = E = P x t.
Q = 500 W x 60 sec = 30.000 J (dus 30 kJ)
2. Een waterkoker van 2500 W voegt 225 kJ (kilojoule) warmte toe aan het water. Hoe lang heeft de waterkoker aan gestaan?
Gegeven: Vermogen P = 2500 W, warmte Q = 225 kJ = 225.000 J. Formule: t = Q / P
t = 225.000 J / 2500 W = 90 seconden (1,5 minuut)
3. Steenkool heeft een verbrandingswarmte van 29 MJ/kg. Hoeveel steenkool heb je nodig om 5 MJ aan warmte te krijgen? 1 MJ wordt geleverd door 0,034 kg, 5 MJ door 0,17 kg.

Slide 14 - Tekstslide

Aan de slag
Maak: paragraaf 6.2, opdrachten 1 t/m 6 (+ 12 voor sommigen)

Hoe: in je boek. Gebruik de theorie bij het maken van de vragen.
Met wie: je mag rustig overleggen met je buur.
Hoe lang: tot einde les.
Klaar? Maak in je online boek de opgaven Test jezelf bij paragraaf 6.2.

Slide 15 - Tekstslide