PS2 - Woche 21 - Stunde 1

PS2 - Woche 21 - Stunde 1
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

PS2 - Woche 21 - Stunde 1

Slide 1 - Tekstslide

Planung

Wochenaufgaben checken

Kapitel 8: Aussehen
Grammatik A: Modalverben o.t.t.
Selbstständig arbeiten: Aufgabe 19 - 22





Ziele

  • Je kunt belangrijke woorden bij het thema 'Aussehen' actief gebruiken. 

  • Je kunt de werkwoorden können, dürfen, müssen, wissen, sollen, wollen, mögen en möchten in de tegenwoordige tijd gebruiken





Slide 2 - Tekstslide

Wochenaufgaben checken
Vor dem Unterricht:
Verbessert: K7 Slim Stampen in Teams kanaal screenshot Slim Stampen + Aufgaben in K7
Fertig: K8
  • Paragraf A: Sehen
  • Paragraf C: Hören
Kennen: K8
  • Slim Stampen: Paragraf B: Kies 1 & Invul 1
  • Slim Stampen: Paragraf A
  • Slim Stampen: Paragraf C

Slide 3 - Tekstslide

Was sind Modalverben?

Modalverben = modale werkwoorden


  • Gebruik je een modaal werkwoord in een zin, dan komt er meestal nog een heel werkwoord (infinitief) bij. 

  • Een modaal werkwoord geeft een bepaalde houding ten opzichte van het andere werkwoord aan, zoals noodzakelijkheid, waarschijnlijkheid, mogelijkheid, wenselijkheid en het ontbreken van noodzakelijkheid dan wel verplichting. Bijvoorbeeld:
       --> Wij kunnen een ijsje kopen.
       --> Jullie mogen in de zee zwemmen


Slide 4 - Tekstslide

die Modalverben: betekenis
  • dürfen   (= mogen, toestemming hebben)
  • können (= kunnen)
  • mögen  (= lusten, leuk vinden, houden van)
  • müssen (= moeten als noodzaak)
  • sollen  (= moeten als wens van een ander, advies, bevel)
  • wollen  (= willen)
  • wissen (= weten - geen modaal ww, maar net zo vervoegd)
  • möchten (= zou graag willen - geen modaal ww)

Slide 5 - Tekstslide

Kenmerken Modalverben o.t.t.
  • Ze hebben bijna allemaal een klinkerwisseling in de enkelvoudsvormen (ich, du, er/sie/es).

  • De uitgangen zijn onregelmatig en wijken dus af in vergelijk met de zwakke werkwoorden. Bij alle Modalverben krijgen de ich/er, sie, es vorm geen uitgang.  

Je moet de vormen (ich, du er/sie/es) goed uit je hoofd leren!




Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

dürfen
können
müssen
wissen
sollen
wollen
mögen
möchten
mogen (toestemming hebben)
kunnen
moeten (noodzaak, het kan niet anders)
weten
moeten (wil van ander)
willen
leuk vinden, lusten
willen (wens)

Slide 10 - Sleepvraag

Paragraf E - Grammatik
Gemeinsam: Aufgaben besprechen

Selbstständig machen: 
  • Paragraf E: Aufgabe 19 t/m 22
  • Hulpmiddel: Grammatik A: gebruik het overzicht met de werkwoordsvormen!

Fertig? = 
  • Verbessern: teruggezette opdrachten in Paragraf A, B, C
  • K8: Slim Stampen Paragraf B: Kies 2 & Invul 2
  • K8: Slim Stampen: Paragraf C: Hören

Slide 11 - Tekstslide

Ziel erreicht?

Frau Bechinka, das ...... (können) Sie doch nicht machen.
A
kannen
B
können
C
konnen
D
könnt

Slide 12 - Quizvraag

De stamklinker het werkwoord müssen verandert in het enkelvoud ook.

Naar welke?
A
a
B
u
C
i
D
e

Slide 13 - Quizvraag

Ziel Erreicht?

(Wissen) ... du, wie spät es ist?
A
wisst
B
weißt
C
weißst
D
wissen

Slide 14 - Quizvraag

Ziel erreicht?

Wie lange ....... (dürfen) ihr bleiben?
A
darf
B
darft
C
dürft
D
dürftet

Slide 15 - Quizvraag

Nächste Stunde
Herkansing Grammatik 5: 4e naamval

Modalverben + Paragraf E

Slide 16 - Tekstslide