3.2 Het leven in het Romeinse rijk

3.2 Leven in het Romeinse Rijk
Deze les
HW controle
herhaling par 1
uitleg par 3.2, tijd om te werken
1 / 46
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 46 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

3.2 Leven in het Romeinse Rijk
Deze les
HW controle
herhaling par 1
uitleg par 3.2, tijd om te werken

Slide 1 - Tekstslide

Hoe wordt de bestuursvorm genoemd van de Romeinen na de koning(en)?
A
Democratie
B
Aristocratie
C
Republiek
D
Keizerrijk

Slide 2 - Quizvraag

Wat voor soort mensen zaten er in de senaat?
A
alle Romeinse burgers
B
Consuls
C
Rijke Romeinse mannen
D
Rijke en belangrijke Romeinse mannen

Slide 3 - Quizvraag


Wie had(den) de meeste macht in de senaat?
A
De consuls
B
De senatoren
C
De volkstribunen
D
De keizer

Slide 4 - Quizvraag

Hoe kon het Romeinse Rijk zo groot worden?
A
Door de handel
B
Door een sterk leger
C
Door de macht van de rijke families
D
Omdat een keizer aan de macht stond

Slide 5 - Quizvraag

➤ Lees de zes feiten en zet ze in de juiste tijdsvolgorde
vroeger
later
Uitbreiding van het Romeinse rijk onder Caesar 
Pax Romana 
Rome wordt bestuurd door koningen.
Ontstaan van de stad Rome 
Augustus wordt de eerste keizer van Rome. 
De Senaat is het machtigste bestuursorgaan in de Romeinse republiek 

Slide 6 - Sleepvraag

Wie was de baas in het Romeinse Rijk in de tweede eeuw v.Chr?
A
De Senaat. Het Romeinse rijk was een republiek
B
Het hele volk
C
De keizer. Het Romeinse rijk was een keizerrijk
D
Het leger

Slide 7 - Quizvraag

Wie had er vetorecht
A
Senaat
B
Consuls
C
volksvergadering
D
de keizer

Slide 8 - Quizvraag

Elk jaar koos het Romeinse volk consuls. Hoeveel consuls werden er gekozen?
A
4
B
3
C
2
D
Groep van 50 mannen

Slide 9 - Quizvraag

Waar of niet waar?

Het Romeinse leger is het eerste goedgeorganiseerde beroepsleger.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 10 - Quizvraag

Wat was geen reden voor het succes van het Romeinse leger?
A
Het leger was goed bewapend en goed getraind
B
Eer om te mogen vechten
C
Het leger was goed georganiseerd
D
Sterkste mensen

Slide 11 - Quizvraag

In veel boeken over de Romeinen wordt
regelmatig gesproken over: Imperium Romanum.

Wat zou dit betekenen?
A
Romeinse Tijd
B
Romeinse Keizer
C
Romeinse Rijk
D
Romeinse Republiek

Slide 12 - Quizvraag

Laatste vraag ....wat is waar? Romeinse soldaten:
A
Zaten vrijwillig in het leger
B
Vonden het een eer om voor Rome te vechten
C
Waren goed getraind, maar kregen geen geld
D
Werden vanuit veroverde gebieden betaald

Slide 13 - Quizvraag

Slide 14 - Tekstslide

Hoe leefde je als romein?

  • In het Romeinse rijk was er sprake van een agrarisch stedelijke samenleving
  • Ook kwamen ze vaak in een badhuis om zich te wassen. Hier kwam je ook als vrienden samen.

Slide 15 - Tekstslide

Leven op het platteland

- Landbouwstedelijke samenleving: de meeste mensen wonen op het platteland
- Boeren waren vaak gedwongen hun grond te verkopen aan grootgrondbezitters: door oorlogen konden zij hun boerderij niet onderhouden. 
- Boerenfamilies trokken naar de stad op zoek naar werk
- Grootgrondbezitters leefden in villa's

Slide 16 - Tekstslide


Grootgrondbezitters (rijke Romeinen)



  • Wonen in villa's.
  • Op hun landgoed verbouwen slaven graan, druiven en olijven.

Slide 17 - Tekstslide

Dit is een villa rustica, een soort boerderij. Naast dit type villa, bestond er ook de villa urbana. 
Het meeste werk rondom de villa werd gedaan door slaven.
Veel villa's hadden uitgebreide badruimten met vloerverwarming
Er waren appartementen voor de villicus (de toezichthouder) en de actor (de boekhouder) en ook slaapvertrekken voor de slaven.
Een villa rustica bestond vaak uit verschillende gebouwen, zoals het woonhuis, de stallen en de voorraadschuren.

Slide 18 - Tekstslide

3.2 Leven in het Romeinse Rijk
Deze les
uitleg par 3.2, Tijd om te werken

Slide 19 - Tekstslide


Proletariërs (arme Romeinen)

  • Proletariërs: arme Romeinen die vrijwel niets hebben. 
  • Soms zijn zij boeren geweest die niet konden concurreren tegen de grote boerderijen. 


De huizen van proletariërs hadden geen eigen toiletten. Je moest dan naar dit soort openbare toiletten in Rome: gezellig met z'n allen roddelen terwijl je je behoeften doet. Echt schoon was het allemaal niet: uit onderzoek werd duidelijk dat het enorme bron van parasieten en infecties.
Privé-toiletten kwamen pas later, en alleen voor mensen die dat konden betalen. 

Slide 20 - Tekstslide

Leven in de stad
- Proletariërs: burgers die niets bezaten behalve hun kinderen

- Afhankelijk van nobiles -> deze zaten in de senaat, voerden het leger aan en bezaten veel grond

- 'Brood en spelen' om onrust en opstanden te voorkomen




Slide 21 - Tekstslide








Dit is insula, een flatgebouw in Rome. De woningen werden gehuurd door de armere Romeinen. De meeste insulae waren 4 of 5 verdiepingen hoog. De bouwkwaliteit was niet best: bijna dagelijks waren er branden en instortingen.
De kamers bovenin een insula waren de slechtste kamers: hier woonden de proletariërs.
Hoewel er in sommige gebouwen stromend water was, moesten de bewoners van een insula het water vaak uit een fontein op straat halen.
Hoewel de meeste kamers in een insula klein en donker waren, was er wel verschil: de grotere kamers waren voor mensen met iets meer geld.
De meeste insulae hadden geen toiletten of keukens. Moest je naar de wc, dan ging je naar een openbaar toilet. En wilde je wat eten, dan ging je naar een thermopolium, een soort snackbar.

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Video


Slaven


Slavernij was bij de Romeinen heel normaal. Slaaf werd je bijvoorbeeld omdat jouw land was veroverd, of omdat je je schulden niet kon betalen. 

Omdat de Romeinen veel gebieden veroverden, waren er veel slaven in Rome: 
van de miljoen inwoners waren ongeveer 400.000 slaven!
Twee jonge slaven. De linker draagt water en handdoeken; de rechter een mand met bloemen.

Slide 24 - Tekstslide


Brood en spelen

Slide 25 - Tekstslide

Brood en spelen

Rijke Romeinen hadden snel in de gaten dat het gewoon volk rustig blijft zolang het maar wat te eten heeft en/of zich niet gaat vervelen.

Het volk kreeg dus 'brood' en 'spelen' in het Colosseum.

Slide 26 - Tekstslide

Colosseum
  • Het Colosseum is het grootste theater. 
  • Ze Romeinen noemden dit het Amfitheater 
  • In het Colosseum werden gladiatoren spelen georganiseerd en misdadigers gestraft voor het vermaak van het volk.

Slide 27 - Tekstslide

Net als bij een modern stadion was (een deel van) de tribune overdekt met zonneschermen (velarium). Soms waren er de hele dag spelen, en dan moet je wel bescherming kunnen zoeken tegen de zon.
Er konden ongeveer 50.000 toeschouwers plaats nemen in het Colosseum.
Vlakbij het Colosseum lagen vier gladiatorenscholen. Eén van deze scholen stond met een ondergrondse gang in verbinding met het Colosseum.
Behalve gladiatorengevechten zijn er bij de opening ook zeeslagen nagespeeld. De arena werd dan gevuld met miljoenen liters water, en schaalmodellen van de schepen speelden de zeeslag dan na.
De loge van de Keizers
In de catacomben onder de arena-vloer wachtten de gladiatoren en de wilde dieren tot ze mogen vechten.

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Video

Paardenraces
De Romeinen gingen in het Circus Maximus om paardenraces te bekijken.
De bochten waren haarscherp en alles mocht!

Slide 30 - Tekstslide

Het wagenrennen was levensgevaarlijk. Snelheden van meer dan 70 km/u kwamen voor, en in de smalle bochten was het dringen geblazen. Het publiek vond het prachtig. Overigens ook om met elkaar op de vuist te gaan: als hun renner niet had gewonnen, gingen hooligans met elkaar in gevecht.

Slide 31 - Tekstslide

0

Slide 32 - Video

Aantekening par 2

Slide 33 - Tekstslide

Werktijd

  • Lees t/m par 3.2 
  • Maak t/m par 3.2
  • Bekijk ontdekkingsplaten
  • Bekijk welkom bij de Romeinen (gericht)

timer
10:00

Slide 34 - Tekstslide

Slide 35 - Link

Wat zijn proletariërs?
A
Arme Romeinen
B
Slaven
C
Arme en werkeloze Romeinen
D
Ambachtslieden

Slide 36 - Quizvraag

Claudius. Hij is rijk en bezit veel slaven.

Claudius woont in een:

A
villa
B
insula
C
amfitheater
D
woonkazerne

Slide 37 - Quizvraag

Julius. Hij is een arme Romein van 41 jaar oud.

Julius woont in een:


A
villa
B
insula
C
amfitheater
D
villa van een grootgrondbezitter

Slide 38 - Quizvraag

Wat is de beste omschrijving van een agrarisch-stedelijke samenleving?

A
Samenleving waarin sommige mensen op het platteland leven en andere mensen in steden.
B
Samenleving waarin de meeste mensen in steden leven en een klein aantal op het platteland.
C
Samenleving waarin de meeste mensen op het platteland leven en een klein aantal in steden.
D
Samenleving waarin agrariërs (boeren) ook in de stad leven.

Slide 39 - Quizvraag

Welke uitspraak is juist?
A
De Nobiles hebben het meest aanzien
B
De vrije boeren hebben het meest aanzien
C
De proletariers staan het laagst in aanzien
D
Nobiles en proletariers vormen het bestuur

Slide 40 - Quizvraag

Wat was het belangrijkste wat Tiberius Gracchus wilde bereiken?

Slide 41 - Open vraag

Wat was de reactie van de senaat op de hervormingen van Gaius Gracchus?

Slide 42 - Open vraag

Wat zijn proletariërs?
A
Arme Romeinen
B
Werkeloze Romeinen
C
Arme en werkeloze Romeinen
D
Ambachtslieden

Slide 43 - Quizvraag

Welke uitspraak is juist?
A
De Nobiles hebben het meest aanzien
B
De vrije boeren hebben het meest aanzien
C
De proletariers staan het laagst in aanzien
D
Nobiles en proletariers vormen het bestuur

Slide 44 - Quizvraag

Wat was het belangrijkste wat Tiberius Gracchus wilde bereiken?

Slide 45 - Open vraag

Wat was de reactie van de senaat op de hervormingen van Gaius Gracchus?

Slide 46 - Open vraag