Grammatiktrainer ein-Gruppe

Grammatiktrainer ein-Gruppe
(Seite 115 im Buch)
In deze trainer oefen je de ein-Gruppe (bezittelijk voornaamwoord)
Bij het maken van de oefeningen is het handig om de theorie uit het boek bij de hand te hebben.




Benodigde voorkennis: je weet hoe je het geslacht van het zelfstandig naamwoord bepaald.
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Grammatiktrainer ein-Gruppe
(Seite 115 im Buch)
In deze trainer oefen je de ein-Gruppe (bezittelijk voornaamwoord)
Bij het maken van de oefeningen is het handig om de theorie uit het boek bij de hand te hebben.




Benodigde voorkennis: je weet hoe je het geslacht van het zelfstandig naamwoord bepaald.

Slide 1 - Tekstslide

Grammatiktrainer ein-Gruppe
(Seite 115 im Buch)
Ich und ein Freund.
Ich und meine Tasche.
Du und deine Freundin.
Er und sein Fahrrad.
Petra (sie) und ihr Freund.
Wir und unsere Eltern.
Ihr und euer Haustier.
Die Kinder (sie) und ihre Eltern.
Sie und Ihre Frau.
een
mijn
jouw
zijn
haar
ons
jullie
hun
uw

Slide 2 - Tekstslide

Das ist sein Hund.
Das ist ihr Hund.
Ist das euer Hund?
Ist das Ihr Hund?

Slide 3 - Sleepvraag

NL>D: mijn school

Slide 4 - Open vraag

Das ist ________ Freundin.
Ist das ________ Laptop, Herr Meijer?
Das ist ________ Bruder.
Hier empfangen wir _________ Gäste.
Er hat _________ Geld mehr.
Vera hat _________ Handy verloren.




meine
Ihr
sein
unsere
kein
ihr

Slide 5 - Sleepvraag

NL>D: haar vriend

Slide 6 - Open vraag

NL>D: uw tas

Slide 7 - Open vraag

NL>D: hun school

Slide 8 - Open vraag

NL>D: mijn broer

Slide 9 - Open vraag

NL>D: geen huiswerk

Slide 10 - Open vraag

NL>D: mijn zus

Slide 11 - Open vraag

Slide 12 - Tekstslide

1) schrijf alle woorden van de ein-Gruppe uit je hoofd in het Duits
2) wanneer komt er achter deze woorden een 'e'?

Slide 13 - Open vraag

ein-Gruppe
ich und _______ Schule
du und _______ Jacke
er und _______ Freundin
sie und _______ Handy
wir und _______ Lehrer
ihr und _______ Haus
sie und _______ Freunde
Sie und _______ Frau
meine
deine
seine
unser
euer
ihr
ihre
Ihre

Slide 14 - Sleepvraag

Fragen
SchülerIn A
SchülerIn B
Ist das (jouw) Fahrrad?
Nein, das ist (haar) Fahrrad.
Ist das (jullie) Lehrer?
Ja, das ist (onze) Lehrer.
Wo steht (uw) Fahrrad?
(Mijn) Fahrrad steht hier.
Wo liegt (jouw) Handy?
(Het) liegt hier.

Slide 15 - Tekstslide