3 Maart 2021 A5 Wonen in NL H2 par 3

Welke jaargetijde zal dit zijn?
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Welke jaargetijde zal dit zijn?

Slide 1 - Tekstslide

Welk jaargetijde zal dit zijn?

Slide 2 - Open vraag

Debiet & Regiem.
Welke uitspraak is niet waar.
A
Debiet = hoeveelheid water die een rivier verwerkt.(m3 per seconde).
B
Regiem = schommelingen in de waterafvoer.
C
Variatie in debiet door: afstroming, infiltratie, evapotransporatie, neerslag, overstroming, kwel
D
Regenrivieren hebben een gelijkmatiger afvoer dan gemengde rivieren.

Slide 3 - Quizvraag

Slide 4 - Tekstslide

Afvoer.
Welke uitspraak is fout.
A
Maatgevende afvoer = hoeveelheid water die een rivier kan afvoeren zonder dat het achterland overstroomt.
B
Piekafvoer = een waterafvoer die vaak voorkomt, snel opkomt en betrekkelijk kort duur.
C
Hoe extremer de waterafvoer hoe waarschijnlijker dat deze plaats vindt.
D
Hoog water in de Rijn ontstaat door lange perioden met veel regen in het stroomgebied (Bijvoorbeeld in het gebied van de Moezel)

Slide 5 - Quizvraag

Toename water.
Welke uitspraak is fout.
A
Brede sloten en rechtgetrokken beken zorgen voor een hoger grondwaterpeil.
B
Klimaatverandering zorgt voor toename jaarlijkse neerslag in het stroomgebied van de Rijn.
C
Intensiever grondgebruik --> neerslag zal sneller afstromen.
D
Verstening = het proces waar meer oppervlakte bedekt raakt met steen (huizen, straten etc.)

Slide 6 - Quizvraag

Zeespiegelstijging.
Welke uitspraak is fout.
A
Absolute zeespiegelstijging = gemiddeld peil eb en vloed t.o.v. vast punt gaat omhoog.
B
Absolute zeespiegelstijging minus daling land = relatieve zeespiegelstijging
C
Absolute bodemdaling = zakken van het maaiveld t.o.v. vast referentiepunt.
D
Veelvoorkomende soort bodemdaling= inklinking door ontwatering veen en kleigronden.

Slide 7 - Quizvraag

Slide 8 - Tekstslide

Klimaatverandering, bodemdaling & zeespiegelstijging. Welke uitspraak is fout.
A
Door het wegpompen van water is de bodem door eeuwen (verder) gedaald.
B
Het Intergovernmental Panel on Climate Change (IPCC) verwacht een zeespiegelstijging (26-82 cm)
C
Een onregelmatig neerslagregiem leidt tot een onregelmatiger regiem in Rivieren.
D
Zeespiegelstijging heeft geen gevolgen voor de binnenlandse waterhuishouding.

Slide 9 - Quizvraag

Problemen hoge rivierstanden.
Welke uitspraak is fout.
A
Kans op dijkdoorbraak neemt toe.
B
Meer tegendruk uit zee, water kan moeilijker weg, meer pompen of hogere dijken nodig.
C
Sterkere gemalen en hogere dijken zijn de oplossingen voor de toekomst.
D
Water- & oeverrecreatie onmogelijk bij overstroomde uiterwaarden.

Slide 10 - Quizvraag

Problemen lage rivierstanden.
Welke uitspraak is fout.
A
Uitgedroogde veendijken kunnen bezwijken.
B
Smallere en ondiepere vaarweg voor schepen, dus minder schepen.
C
Elektriciteitscentrales kunnen minder koelwater lozen ivm met opwarming water => vervuiling & vissterfte.
D
Minder water voor irrigatie in de landbouw.

Slide 11 - Quizvraag

Problemen lage rivierstanden.
Welke uitspraak is fout.
A
Doorspoeling tegen algen en verzilting wordt moeilijker.
B
Vaarweg smaller en minder diep schepen, dus meer schepen.
C
Meer hogere temperaturen dus meer verdamping, hierdoor zullen gebieden sneller verdrogen.
D
De muskusrat gaat ook in steendijken graven, omdat het water minder oevers bedekt.

Slide 12 - Quizvraag

Verzilting & kwel
A
Verzilting = toename zoutgehalte in bodem, grondwater en oppervlaktewater.
B
Oorzaken verzilting zijn lagere rivierafvoer en zeespiegelstijging.
C
Door zeespiegelstijging in combinatie met daling grondwaterpeil zorgt voor kwel.
D
Kwel = het toestromen van grondwater naar de oppervlakte op lage plekken in het landschap.

Slide 13 - Quizvraag

Slide 14 - Tekstslide

Invloed van de mens.
Welke uitspraak is goed.
A
Door ontbossing verdwijnen boden en planten, gaat het waterbergend vermogen omlaag hier door minder afstroming en meer infiltratie.
B
Ontbossing, kanalisatie, verstening, bouw, bedijking zorgen voor een onregelmatige regiem en verlenging van de vertragingstijd en dus meer overstromingen.
C
Door ontbossing verdwijnen boden en planten, gaat het waterbergend vermogen omlaag hier door meer afstroming en minder infiltratie.
D
Ontbossing, kanalisatie, verstening, bouw, bedijking zorgen voor een regelmatige regiem en verkorting van de vertragingstijd en dus meer overstromingen.

Slide 15 - Quizvraag

Slide 16 - Tekstslide

NL klimaatbestendig
Veilig tegen overstromingen & aantrekkelijk plaats om in te leven nu en in de toekomst

Nieuw waterbeleid:
  • oorzaakgerichte oplossingen (meebewegen met de rivier)
  • Techniek & ruimte worden slim gecombineerd
  • Gemalen & dijken geen oplossing

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Noodoverloopgebieden
= polders die gecontroleerd onder water worden kunnen gezet om een een extreme hoge waterstand (verhoogde piekafvoer) in een rivier te verlagen:
  • kostbaar
  • weerstand lokale bevolking
  • onzekerheid functie

Maatgevende afvoer = hoeveelheid water die veilig en controleerbaar afgevoerd kan worden naar de zee.

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Flessenhals = vernauwing
Door stedengroei water door vernauwing bij hoogwater.

Oplossing = >groene rivier/ bypass = bedijkt gebied dat aftakt v.e. rivier om een deel v.h. water via een route af te voeren.

1995 Deltaplan Grote Rivieren: o.a. 150 km bedijking Maas & Grensmaas project

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide